Lesson 8

1 / 36
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

  • Taking the register (roll call)
  • What do you need?
  • Learning goals
  • Let's get down to work (exercises)
  • Exit ticket
  • Homework
English

Slide 3 - Slide

  • A2.5 – Je kunt het belangrijkste punt herkennen van nieuwsberichten op televisie waarin verslag wordt gedaan van gebeurtenissen, ongelukken en dergelijke en waarin het beeld het commentaar ondersteunt (kijken).
  • A2.3 – Je kunt communiceren over eenvoudige en alledaagse taken, in eenvoudige bewoordingen om dingen te vragen en te verschaffen, eenvoudige informatie te verkrijgen en te bespreken wat er vervolgens moet gebeuren (gesprek).
  • A2.4 – Je kunt alledaagse goederen en diensten aanvragen en verschaffen (gesprek).
  • A2.5 – Je kunt beperkte informatie uitwisselen over vertrouwde en alledaagse zaken van praktische aard (gesprek).
  • A2.5 – Je kunt een eenvoudig telefoongesprek voeren (gesprek).
  • A2.5 – Je kunt korte, eenvoudige opdrachten en aanwijzingen geven en opvolgen (gesprek).





Slide 4 - Slide

past simple

Slide 5 - Slide

le
 Gebruik:
  • verleden > helemaal voorbij
  • het is belangrijk wanneer het was
  • je weet wanneer het gebeurde
 Vorm:
  • regelmatige werkwoorden > +ed
  • onregelmatige werkwoorden > 2e Engelse rijtje
 Vragen:
  • did + hele werkwoord
  • GEEN +ed / 2e rijtje
 Ontkennen:
  • didn't + hele werkwoord
  • GEEN +ed / 2e rijtje
  • WALDY:
  • When, Ago, Last, Days/Dates, Year/Yesterday
past simple
verleden tijd

Slide 6 - Slide

's / ' / of

Slide 7 - Slide

le
 Gebruik:
  • Om bezit aan te geven
  • Om aan te geven wat bij wat hoort
 Vorm:
  • 's 
  • '
  • of
  •  's:
  • Bezit van personen / dieren
  • Mister Sebel's lesons are awesome.
  • The dog's bone.
  •  ':
  • Bij bezit van personen / dieren met meervouds-s
  • My parents' house.
  • The chickens' eggs.
's / '
bezit
  • of:
  • bij dingen, plaatsen en landen
  • The entrance of the school.
  • The mayor of London.
  • The flag of the UK.

Slide 8 - Slide

conjunctions

Slide 9 - Slide

 Gebruik:
  • Om woorden ...
  • zinsdelen ...
  • zinnen ...
  • ... met elkaar te verbinden
  •  Opsomming:
  • and = en
  • She speaks English and German.
  • both ... and = zowel ... als
  • It was made by both Mike and Anton.
conjunctions
voegwoorden
  •  Reden:
  • because = omdat
  • I studied hard because Mr. Sebel told me to.
  •  Gevolg:
  • so = dus
  • I like English so I always do my homework.
  •  Tegenstelling:
  • but = maar
  • I hate French but I love English.
  • although = hoewel
  • He went to school alhough he was ill.
  •  Keuze:
  • or = of
  • Would you like tea or coffee?
  • either ... or = of ... of
  • You can do it either today or tomorrow.
  • Tijd:
  • as soon as = zodra
  • I went home as soon as I heard about it.
  • until  = (tot)dat
  • I will wait until you get here.
  • when = wanneer
  • He fainted when he saw the ghost.
  • Voorwaarde:
  • if  = als
  • I can finish this today if you help me.
  • unless = tenzij
  • I can't come unless I am allowed to.

Slide 10 - Slide

present perfect

Slide 11 - Slide

 Gebruik:
  • present perfect = vorm van verleden tijd
  • begonnen in het verleden, nu nog zo
  • gebeurd in the verleden, nu nog zichtbaar
 Vorm:
  • have / has + voltooid deelwoord
  • regelmatige werkwoorden + ed 
  • onregelmatige werkwoorden > 3e Engelse rijtje
  • FYNE JAS

  • For, Yet, Never, Ever
  • Just, Already/Always, Since/So far
  • JUF EN SYSA

  • Just, Up to now, For
  • Ever, Never
  • Since, Yet, So far, Already (Always)
present perfect
voltooid
tegenwoordige tijd

Slide 12 - Slide

present perfect
Bevestigend
(+)
Ontkennend
(-)
Vragend
(?)
I have worked hard.
I haven't worked hard.
Have I worked hard?
You have worked hard.
You haven't worked hard.
Have you worked hard?
He has worked hard.
He hasn't worked hard.
Has he worked hard?
She has worked hard.
She hasn't worked hard.
Has she worked hard?
It has worked hard.
It hasn't worked hard.
Has it worked hard?
We have worked hard.
We haven't worked hard.
Have we worked hard?
You have worked hard.
You haven't worked hard.
Have you worked hard?
They have worked hard.
They haven't worked hard.
Have they worked hard?
present perfect
voltooid
tegenwoordige tijd

Slide 13 - Slide

past simple vs. present perfect

Slide 14 - Slide

le
past simple     present perfect
het verschil
Gebruik:
  • voorbij / afgelopen
  • belangrijk wanneer
Bevestigend (+):
  • werkwoord +ed
  • 2e rijtje
Ontkennend (-):
  • didn't + werkwoord
Vragend (?):
  • Did + werkwoord
  • WALDY:
  • When, Ago, Last, Days/Dates, Year/Yesterday
Gebruik:
  • verleden begonnen, nu nog zo
  • resultaat nog merkbaar
Bevestigend (+):
  • have/has + werkwoord + ed
  • have/has + 3e rijtje
Ontkennend (-):
  • haven't/hasn't + werkwoord + ed
  • haven't/hasn't + 3e rijtje
Vragend (?):
  • Have/Has + werkwoord +ed
  • Have/Has + 3e rijtje
  • FYNE JAS:
  • For, Yet, Never, Ever, Just, Already (Always), Since

Slide 15 - Slide

iPad      workbook     notebook     pen         earpods
                       A                              and pencil

Slide 16 - Slide

Lesson 4: Speaking

Study: past simple vs. present perfect

Do: Exercise 43, page 82, workbook A
Onderstreep ook de aanwijzing!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Exercise 43, page 82
Answer:
Clue:
  • 1. knitted
  • 1. two years ago
  •     have worn
  •     ever since
  • 2. have ... worked
  • 2. nog niet voorbij
  • 3. have ... sold
  • 3. nothing left > merkbaar resultaat
  • 4. did ... bring
  • 4. this morning > je weet wanneer
  • 5. has ... loved
  • 5. always
  •     has ... liked
  •      never
  • 6. Did ... find
  • 6. last weekend
  •     stood out
  •     idem
  •     didn't buy
  •     idem
  • 7. have chosen
  • 7. Look > zichtresultaat
  • 8. did show
  • 8. this morning
  •     hasn't shown
  •      yet

Slide 19 - Slide

page 169-170

Slide 20 - Slide

Phrases Speaking, page 169
Je vraagt om informatie:
  • Have you ever knitted anything, Bea?
  • What are you talking about?
  • How can we improve the appearance of our school?
  • Do you still have any wool in the sale?
Je vraagt informatie:
  • Heb je ooit iets gebreid, Bea?
  • Waar heb je het over?
  • Hoe kunnen we het uiterlijk van onze school verbeteren?

  • Heb je nog wol in de uitverkoop?
Je geeft informatie:
  • The bike sheds are full of litter.
  • Vandals have damaged the young trees we planted last spring.
  • I learnt to knit when I was a kid.
  • Maybe we can think of another idea?
  • My last schoolyard was better.
Je geeft informatie:
  • De fietsenschuren zitten vol met afval.
  • Vandalen hebben de jonge bomen die we vorige lente hebben gepland, beschadigd.
  • Ik heb leren breien toen ik een kind was.
  • Misschien kunnen we een ander idee bedenken?
  • Mijn vorige schoolplein was beter.

Slide 21 - Slide

Phrases Speaking, page 170
Je vraagt om informatie:
  • Let me show you.
  • You take two knitting needles and your wool, like so.
  • Then tie a knot in the wool and put it over one of the needles.
  • Like this?
  • No, not like that!
  • Please bring your ideas by the end of the month.
Je vraagt informatie:
  • Ik zal het je laten zien.
  • Je neemt twee breinaalden en je wol, op deze manier.
  • Dan maak je een knoop in de wol en doe je het over een van de naalden.
  • Zo?
  • Nee, niet zo!
  • Geef je ideeën voor het einde van de maand, alsjeblieft.
Je belt iemand:
  • Hello, Knit Wits, Belinda Jones speaking.
  • How can I help you?
  • It's Cosmo, Mum. Can I have a quick word, please?
  • I'm busy right now.
  • Just hold the line a minute.
Je belt iemand:
  • Hallo, Knit Wits, met Belinda Jones.
  • Hoe kan ik je helpen?
  • Met Cosmo, mam. Heb je eventjes?
  • Ik heb het nu druk.
  • Blijf even aan de lijn.

Slide 22 - Slide

Have you ever painted a fence?


How can we improve the appearence of our garden?


We need some new idea's for a new schoolyard.


The shed is full of litter.


Do I hold the brush like this?


You take the paint and a clean brush.


What do you think of this idea?
So, please bring your ideas to school by the end of the week.
No, Not like that
Let's tidy up next weekend.
Let me show you.
My last idea was better.
I leant to paint two years ago.
Then put the paint on the fence carefully.

Slide 23 - Drag question

Lesson 4: Speaking

Study: phrases speaking

Do: Exercise 46, page 83+84, workbook A

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Exercise 46, page 83+84
  • Hello, M&S, Mrs Andrews speaking.
  • It's Jasper, mum. Can I have a quick word, please?
  • I'm busy right now.
  • OK, how can I help you?
  • What are you talking about?
  • Let me explain.
  • You take a needle and some thread.
  • Just hold the line a minute.
  • Then tie a knot in the thread and put it through the needle.
  • Do you still have any shirts in the sale?
  • No, wear your white shirt to school.
  • Bring your black shirt to me by the end of the morning.

    

Thanks mum, love you. See you later.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Skimming
  • Read the title and subtitle.
  • Read the introduction and headings.
  • Read the first and last sentence of each paragraph.
  • Check: pictures, charts
  • Read the last paragraph.
  • Look at the source.

Slide 28 - Slide

Exam Preparation

Skim: Music on YouTube, page 142, workbook A

Do: Exercise 1, 144, workbook A

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Exercise 1, page 144
A
  1. interview
  2. informatieve tekst
  3. informatieve tekst
 
B
  1. Tekst A gaat over iemand die geld verdient met muziekvideo's op YouTube.
  2. Tekst B gaat over wat muziek voor computerspelletjes precies is.
  3. Tekst C gaat over tips hoe je je YouTubekanaal beter kunt maken.

Slide 31 - Slide

Exam Preparation

Look at: Music on YouTube, page 142, workbook A

Do: Exercise 2, 144, workbook A

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Exercise 1, page 144
  1. een computerspel, muziek, tekst B
  2. TryhardNinja, tekst A
  3. TryhardNinja, tekst A
  4. op een YouTubekanaal, tekst C
  5. TryHardNinja, tekst A
  6. voor jouw YouTubekanaal, tekst C


Slide 34 - Slide


Study:
vocab 2.1+2.3
phrases speaking
past simple
present perfect
's / ' / of
conjunctions
irregular verbs

Slide 35 - Slide

Thanks for your attention
      Wait for            Push your chair         Throw away
      the bell             under the table            your litter

Slide 36 - Slide