Unit 1 - Lesson 2 pers + bez vnw

Welcome to the English class!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome to the English class!

Slide 1 - Slide

What are we going to do today?
  • What have you learned last lesson?
  • Today's goal
  • Check homework
  • Vocabulary
  • Listening
  • Grammar
  • Individual work

Slide 2 - Slide

What have you learned last lesson?
timer
1:00

Slide 3 - Open question

Today's goal
Today's goal is to know what personal and posessive pronouns are and how to use them.

Slide 4 - Slide

Unit 1

Slide 5 - Slide

Did you do your homework?

Slide 6 - Slide

Vocabulary
Go to Lesson 1.2

Go to Exercise 5

Slide 7 - Slide

Listening
Go to Lesson 1.2 
Go to Exercise 6

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Grammar
Een persoonlijk voornaamwoord gebruik je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 10 - Slide

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 11 - Open question

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 12 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 13 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 14 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 15 - Quiz

n
I have a friend                       -                   He is my friend    = Hij is mijn vriend
You have a friend                -                    He is your friend   = Hij is jouw vriend
He has a friend                    -                     He is his friend   =  Hij is zijn vriend
She has a friend                  -                     He is her friend   =  Hij is haar vriend
It has a friend                      -                       He is its friend    = Hij is de vriend van het
We have a friend               -                        He is our friend   = Hij is onze vriend
You have a friend              -                        He is your friend  = Hij is jullie vriend
They have a friend            -                       He is their friend  = Hij is hun vriend
 Bezittelijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 16 - Slide

Sleep de bezittelijke voornaamwoorden (rechts) naar de juiste persoonlijke voornaamwoorden (links)
I
You
He
She
It
We
They
Her
Their
Your
My
His
Its
Our

Slide 17 - Drag question


Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Snap je dit onderwerp en kun je dit toepassen in een Engelse zin?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik wil er nog mee oefenen.
C
Jawel, maar ik zou het fijn vinden het nog even te herhalen.
D
Ik snap er niks van.

Slide 18 - Quiz

Individual work
Do: Unit 1 - Lesson 2, exercise; 7, 8, 9, 10, 11 + 12

Slide 19 - Slide

What have you learned this lesson?
timer
1:00

Slide 20 - Open question

Homework Thursday 29 September 

Do exercise: 5, 6, 7 + 8

Slide 21 - Slide