oefenen voor PW hoofdstuk 1

oefenen voor PW hoofdstuk 1
1 / 54
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

oefenen voor PW hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

woorden

Slide 2 - Slide

Noteer de betekenis van het woord 'weren'.

Slide 3 - Open question

Soms mag je een stukje tekst of een zin uit een tekst citeren. Wat is 'citeren'?

Slide 4 - Open question

Wat betekent het woord 'achteloos'.

Slide 5 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'weliswaar'.

Slide 6 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'angstvallig'.

Slide 7 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'het wel en wee'.

Slide 8 - Open question

Noteer de betekenis van het woord ' bivakkeren'.

Slide 9 - Open question

Noteer de betekenis van het woord ' verschalken'

Slide 10 - Open question

Maak een betekenisvolle zin met 'de das omdoen'.

Slide 11 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'veelvuldig'.

Slide 12 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'erkennen'

Slide 13 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'schril'

Slide 14 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'financieren'.

Slide 15 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'garanderen'

Slide 16 - Open question

Maak een betekenisvolle zin met het woord 'schrijnend'

Slide 17 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'opwekken'

Slide 18 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'gemeen hebben met'

Slide 19 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'de grens trekken bij'

Slide 20 - Open question

Maak een betekenisvolle zin met het woord 'imiteren'

Slide 21 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'intensief'

Slide 22 - Open question

Noteer de betekenis van het woord 'luchtledig'

Slide 23 - Open question

Noteer een woord met een voorvoegsel en de betekenis daarvan.

Slide 24 - Open question

Noteer een woord met een achtervoegsel en de betekenis daarvan.

Slide 25 - Open question

Noteer een woord met een voorvoegsel én een achtervoegsel en de betekenis daarvan.

Slide 26 - Open question

grammatica

Slide 27 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 28 - Open question

Wat is lijdend voorwerp?

Slide 29 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op Facebook.

Slide 30 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
een serie 

Slide 31 - Drag question

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je aan je ouders geschreven?
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp

Slide 32 - Drag question

wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Slide 33 - Open question

wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

In de lente ben ik meestal net uit mijn winterdepressie gekropen.

Slide 34 - Open question

wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Mijn zus brengt de hele zomer met haar vriendje door.

Slide 35 - Open question

wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Mijn vader heeft zich geabonneerd op de VI.

Slide 36 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Martin is aan het gamen.

Slide 37 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:

Vorige week heb ik me vergist in de tijden van school.

Slide 38 - Open question

Maak een zin met een onderwerp en een werkwoordelijk gezegde, met een splitsbaar werkwoord, en een lijdend voorwerp.

Slide 39 - Open question

Maak een zin met een onderwerp en een werkwoordelijk gezegde met een wederkerend werkwoord.

Slide 40 - Open question

SPELLING

Slide 41 - Slide

Schrijf onderstaande zin goed over. Let op spelling. Voeg hoofdletters toe waar nodig. Vul ook de goede persoonsvorm in.

de postbode ... (bezorgen) de post altijd tussen tien en elf uur

Slide 42 - Open question

Schrijf onderstaande zin goed over. Let op leestekens. Voeg hoofdletters toe waar nodig. Vul ook de goede persoonsvorm in.

... (vinden) jij het leuk om morgen mee naar de bioscoop te gaan

Slide 43 - Open question

Schrijf onderstaande zin goed over. Let op leestekens. Voeg hoofdletters toe waar nodig. Vul ook de goede persoonsvorm in.

cool dan spreken we morgen om 19:00 uur af

Slide 44 - Open question

Schrijf onderstaande zin goed over. Let op leestekens. Voeg hoofdletters toe waar nodig. Vul ook de goede persoonsvorm in.

ik ... (worden) morgen 14 jaar

Slide 45 - Open question

Schrijf onderstaande zin goed over. Let op leestekens. Voeg hoofdletters toe waar nodig. Vul ook de goede persoonsvorm in.

tijdens het kamp ... (bivakkeren) johan in de bossen

Slide 46 - Open question

Bedenk vijf werkwoorden waarvan de stam op een -d eindigt.

Slide 47 - Open question

Bedenk vijf werkwoorden waarvan de stam NIET op een -d eindigt.

Slide 48 - Open question

Plaats leestekens en hoofdletters in de zinnen.

zetten jullie de stoelen op de tafels zei de juf

Slide 49 - Open question

Plaats leestekens en hoofdletters.

ben ik de enige die hier alles laat slingeren vroeg ik

Slide 50 - Open question

Plaats leestekens en hoofdletters in de zin.

waarom heb je dat gedaan vroeg piet aan kees

Slide 51 - Open question

Noteer de juiste spelling van de pv in de tt. Schrijf hoofdletters en leestekens. Schrijf de hele zin over.

... (houden) jij je bezig met de duurzaamheid van ons land

Slide 52 - Open question

Noteer de juiste spelling van de pv in de tt. Schrijf hoofdletters en leestekens. Schrijf de hele zin over.

er ... (branden) te vaak licht in een lege kamer ... (vinden) merel ... (vinden) jullie dat ook

Slide 53 - Open question

Noteer de juiste spelling van de pv in de tt. Schrijf hoofdletters en leestekens. Schrijf de hele zin over.

... (worden) je omgeving zo echt gered van milieuproblemen

Slide 54 - Open question