Bron 2:
-voorbereiden nieuwe woorden.
-Luisteren en lezen tekst. (hoor of zie je de fout?)
-Klassikaal vragen over de tekst. (cirkelen)
-Gatentekst.
-Schrijfopdracht: woorden invullen. (bron 1 en 2)
-Spreekopdracht: Routines
-Kruiswoordpuzzel: woorden uit de bronnen.
-Opdracht: Kun je woorden maken van de letters?
-Oefenen met: omdat, en maar, want.