Begrippen ontvangt en verwerkt goederen

• Handel
• MBO
• Studiejaar 1

Ontvangt en verwerkt goederen

Einde van hoofdstuk 1 en 2

Aan het einde van deze les:

• weten we waar hoofdstuk 1 en 2 in grote lijnen over ging
• Zijn we voorbereid op de proeftoets
• hebben we ons verdiept in de begrippen van hfdst 1 en 2
•  sluiten we deze les af met een begrippenlijst toetsje

Hoofdstuk 1 en 2 zijn klaar

• We hebben nu de weg van goederen naar consument behandeld
• Goederenontvangst  behandeld
• We kunnen beginnen met stage lopen in een winkel!

Tot de detailhandel horen bijvoorbeeld

1. de slager, de supermarkt, het warenhuis en de speciaalzaak
2. fabrieken in het buitenland
3. Restaurants en snackbars
4. Supermarkt en distributiecentrum

noem een aantal
detailhandels bedrijven

Beroepen in de Detailhandel in de juiste volgorde zijn:

1. Verkoopspecialist / Manager Retail / verkoper / Ondernemer Retail
2. Verkoper / Manager Retail
3. Manager Retail / Ondernemer Retail / Verkoper / Verkoopspecialist
4. Ondernemer Retail / Manager Retail / Verkoopspecialist / Verkoper

Detailhandel overbrugt verschillen

1. smaak / reuk
2. in plaats / hoeveelheid / kennis / tijd
3. geld
4. in vervoer / leverancier

Functies in de detailhandel

1. Commerciële functie / Distributiefunctie / Maatschappelijke functie
2. Distributiefunctie
3. Maatschappelijke functie
4. Commerciële functie

wat is een externe route

Wat is de interne route?

Waar moet je
opletten bij
werkvoorbereiding
goederen ontvangst

Waar staat RAAK voor

1. Rennen, ademhalen, andere manier, klagen
2. Rustig blijven, aankijken, ademhalen, klikken
3. Rustig blijven, Accepteren, Afgeven, Kijken
4. Rennen, Accepteren, achterom lopen, kijken

Wat vind je op een pakbon

Redenen om goederen
retour te sturen

wat zijn soorten embalage

1. Rolcontainer, flessen, pallets
2. bananen dozen, flessen, folie
3. Rolcontainers, karton, plastic
4. pallets, tafels, stoelen

Wat is derving?

Niet criminele derving kan ontstaan door?

1. Administratieve fouten
2. Controle fouten
3. Werkfouten
4. A, B en C

Einde van de vragen
Wat vond je ervan?

1. makkelijk
2. moeilijk
3. lastig
4. prima te doen

Super goed gedaan!

We hebben nu even 10 minuutjes pauze