Debatteren in de klas

Wat is gek aan onderstaande argumenten?
Alle voetbalsupporters zijn hooligans.
Een fietshelm moet verplicht worden, want bij de motorcross dragen de coureurs ook helmen.
Het is verstandig om een helm te dragen, want een helm is beter voor je.
Mijn moeder is het er ook mee eens dat er minder moet worden gevlogen.

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat is gek aan onderstaande argumenten?
Alle voetbalsupporters zijn hooligans.
Een fietshelm moet verplicht worden, want bij de motorcross dragen de coureurs ook helmen.
Het is verstandig om een helm te dragen, want een helm is beter voor je.
Mijn moeder is het er ook mee eens dat er minder moet worden gevlogen.

Slide 1 - Slide

Programma
1) Theorie debatteren, stelling, argumenten en drogredenen
2) Stellingen uitdelen en argumenten bedenken 


Slide 2 - Slide

Doel van de lessenserie:
Je leert goed naar elkaar te luisteren.
Je leert een standpunt te onderbouwen met argumenten, tegenargumenten te geven en deze te weerleggen.

Slide 3 - Slide

Debat
Bij een debat probeer je de jury ervan te overtuigen dat je de beste argumenten hebt voor of tegen de gegeven stelling.

Voor een wedstrijddebat bereid je vooraf argumenten voor beide kanten voor, want je hoort pas vlak voor het debat of je voor of tegen bent.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

De rollen bij een debat:
  • 4-5 debaters als voor- of tegenstander
  • Voorzitter: opent het debat en leidt het onderwerp in. Wijst beurten toe en grijpt in waar nodig.
  • Tijdwaarnemer: geeft een seintje aan de voorzitter als de tijd erop zit.
  • Jury: de jury bepaalt aan de hand van de argumentatie welke groep heeft gewonnen. Duidelijk uitleggen!
  • Observanten: elke observant beoordeelt een debater. Je krijgt van de docent een beoordelingsformulier.




Slide 6 - Slide

Hoe kun je winnen?
1) Zorg voor goede argumenten
Wanneer zijn argumenten deugdelijk?
- Als ze echt betrekking hebben op het standpunt.
- Ze elkaar niet tegen spreken.
- Ze gebaseerd zijn op feiten (onderzoeksresultaten, experts, gebeurtenissen). Ze zijn dus objectief i.p.v. subjectief (waarderend).

Slide 7 - Slide

Hoe kun je winnen?
2) Gebruik geen drogredenen
Voorbeelden zijn:
Verkeerde vergelijking: Neem nou de brugklassers, die klagen toch ook niet als ze een telaatbriefje moeten halen?
 Beroep doen op verkeerde autoriteit:  Mijn tandarts vindt ook dat er meer gelezen moet worden.
Overhaaste generalisatie: Leraren zijn niet te vertrouwen
Cirkelredenering: Elsschot is zo’n goede schrijver, omdat hij zo goed schrijft.



Slide 8 - Slide

Wat is gek aan onderstaande argumenten?
Alle voetbalsupporters zijn hooligans.
Een fietshelm moet verplicht worden, want bij de motorcross dragen de coureurs ook helmen.
Het is verstandig om een helm te dragen, want een helm is beter voor je.
Mijn moeder is het er ook mee eens dat er minder moet worden gevlogen.

Slide 9 - Slide

Hoe kun je winnen?
3) Door een goede verbale en non-verbale houding
Dat wil zeggen: duidelijk en gestructureerd formuleren en oplettend zijn, niet frunniken of iets dergelijks, laten zien dat je luistert, en gaan staan als je iets gaat zeggen en weer zitten als je spreekbeurt voorbij is.
4) Door een goede teamgeest
Laat anderen ook spreken, maar benut zelf ook kansen.
5) Door je aan de spelregels te houden
Luister naar de voorzitter!



Slide 10 - Slide

Groepjes en stellingen verdelen

Slide 11 - Slide

3VF De groepjes zijn:
1) Amèl, Lisanne, Gwyn, Kaja
2) Maren, Mae Lyne, Hugo, Mick
3) Lucas, Lieke, Charlotte, Lotte
4) Vigo, Amber, Elsa, Madelief
5) Floor, Ellenoor, David, Ivo
6) Jack, Federiek, Sara, Karlijn

Slide 12 - Slide

3tM De groepjes zijn:
1) Bloesem, Tjomme, Maarten, Lonneke, Sibgha
2) Teun, Philippa, Cas, Zweder, Alejandra
3) Jasmijn, Olivier, Sam, Christian, Fien
4) Benthe, Jill, Robin, Paul, Féline
5) Wouter, Olivia, Niels, Maelynn, Renske
6) Silja, Juliette, Kay,  Jan-Pieter, Faye 

Slide 13 - Slide

Groepjes en stellingen verdelen
De 3 stellingen zijn:
1) Er moet een leeftijdsgrens van 18 jaar voor de fatbike komen.
2) Voor vakantiereizen mag je maar een keer in de drie jaar vliegen.
3) Mobieltjes horen thuis of in de kluis (op school).

Bedenk minimaal 3 voor- én tegenargumenten bij elke stelling!
Neem de komende lessen steeds je leesboek mee. 
Als we eerder klaar zijn, gaan we lezen.




Slide 14 - Slide