4 Tiere Grammatik A (zwakke werkwoorden)

Schwache Verben 
Zwakke werkwoorden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Schwache Verben 
Zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Lernziel: ich kann schwache verben konjugieren (vervoegen)

Slide 2 - Slide

Herhaling:
Ihr (sein) heute verabredet im Zoo!
A
seid
B
sein
C
sind
D
sei

Slide 3 - Quiz

1. (haben) Sie schon die Affen gesehen?
2. Er (sein) der Direktor vom Zoo!

Slide 4 - Open question

Schwache verben
1. Er (gehen) heute zum Zoo in Arnhem
 (Er geht zum Zoo in Arnhem
(er/sie/es = stam + t!)
2. (Reisen) du auch mit ?
(Reist du auch mit? du= stam + (s)t! Hier -t vanwege sisklank)

Slide 5 - Slide

Wähle die richtige Form!
1. Ihr (schreiben) auch die Biologieprüfung heute?
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 6 - Quiz

Wann (kriegen) Florian mal eine neue Gitarre?

Slide 7 - Open question

Wortschatz: was bedeutet:
Das Gemüse?
A
De gemoedelijkheid
B
De Emoes
C
De ontmoeting
D
De groente

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het woord tussen haakjes?
Ich "streichle" das Kaninchen.
A
aai
B
kam
C
bestrijd
D
bekijk

Slide 9 - Quiz

Beheers je het vervoegen van zwakke werkwoorden (schwache verben) nu al een beetje, vind je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Diese Woche
- ausarbeiten: D und E (Kapitel 4: Tiere)
- Slim Stampen: guck es dir an in der globale jaarindeling

Slide 11 - Slide