2.3 - Veranderingen in de puberteit (BB3)

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

2.3 - Veranderingen in de puberteit

Slide 2 - Slide

Doelen van deze paragraaf
Je kan omschrijven wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn en daarbij voorbeelden noemen

Je kan de menstruatiecyclus beschrijven
Je kan de functie en kenmerken van zaadcellen en eicellen noemen

Slide 3 - Slide

Geslachtshormonen
Stoffen in lichaam die regelen wat er gebeurt in geslachtsorganen

Mannelijk geslachtshormoon - Testosteron

Vrouwelijk geslachtshormoon - Oestrogeen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Primaire geslachtskenmerken
Vanaf geboorte zichtbaar (primair = als eerste)
Verschillen tussen jongen en meisje

Jongens: penis en balzak

Meisje: clitoris en schaamlippen

Slide 11 - Slide

Secundaire geslachtskenmerken
Vanaf de puberteit zichtbaar (secundair = als tweede)
Gemaakt door extra hormonen

Slide 12 - Slide

blz 112

Slide 13 - Slide

Menstruatie
Baarmoederslijmvlies afgebroken
Baarmoederslijmvlies nodig bij zwangerschap

Buikkrampen -> samentrekken spieren in baarmoederwand

Slide 14 - Slide

Aan het werk
Maken: opdracht 1, 2, 3, 4

Slide 15 - Slide

MENSTRUATIECYCLUS

Slide 16 - Slide

Menstruatiecyclus
Duurt ~28 dagen
Baarmoederslijmvlies opgebouwd/afgebroken
Eisprong vindt plaats -> geen bevruchting

Slide 17 - Slide

Menstruatiecyclus

Slide 18 - Slide

Eicellen en zaadcellen
Eicel - grootste cel uit lichaam, heeft voedingsstoffen
Zaadcel - klein met staart, voedingsstoffen in vocht uit prostaat

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide


Geslachtskenmerken kun je onderverdelen in primaire
geslachtskenmerken en secundaire geslachtskenmerken.

In welke zin staan alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
Schaamlippen, borstgroei en borsthaar.
B
Schaamhaar, zwaarder skelet en lagere stem.
C
Balzak, schaamlippen en penis.
D
Balzak, bredere schouders en lagere stem.

Slide 21 - Quiz

Wie is het grootst: eicel of zaadcel?
Waarom?
A
Zaadcel. Zo kan hij sneller bewegen.
B
Zaadcel. Hij bevat reservevoedsel.
C
Eicel. Zo kan zij sneller bewegen.
D
Eicel. Zij bevat reservevoedsel

Slide 22 - Quiz


Het baarmoederslijmvlies is niet altijd even dik.
Wanneer is het baarmoederslijmvlies het dikst?
A
als de menstruatie een dag bezig is
B
direct na afloop van de menstruatie
C
enkele dagen voor de eisprong
D
enkele dagen na de eisprong

Slide 23 - Quiz

Zelf werken
blz 110 opdracht 1 tm 10

Slide 24 - Slide

Vragen?

Slide 25 - Slide

Aan het werk
Opdracht 1 tot en met 9 maken

Slide 26 - Slide