4ec1 Les 13 Lenen 4GT

Welkom
Ga zitten volgens 
de nieuwe 
plattegrond.

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom
Ga zitten volgens 
de nieuwe 
plattegrond.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom
Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje

Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.

Klaar? Lees de leerteksten van 2.3.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Startopdracht 10 min
  • Voorkennis 5 min
  • Uitleg - paragraaf 2.3 - 15 min
  • Controle van begrip - 10 min
  • Kennisoverzicht - 2.3 - 10 min
  • Toepassen - 20 min
  • Afsluiting 10 min

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat kan een reden zijn om geld te lenen?

Slide 6 - Open question

Overeenkomst: privé aansprakelijk
Verschil: één eigenaar en meerdere eigenaren.
Leg uit waarom geld lenen geld kost.

Slide 7 - Open question

Overeenkomst: privé aansprakelijk
Verschil: één eigenaar en meerdere eigenaren.
Uitleg paragraaf 2.3

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Lenen
Wanneer je geld leent, heb je nu meer te besteden.
In de toekomst kun je minder besteden, omdat je het geleende bedrag moet terugbetalen met rente.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Lenen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Leenmotieven
  • Kopen van een duurzaam consumptiegoed.
  • Tijdelijk geldtekort.
  • Onverwacht dringend geld nodig.
  • Kopen van een woning (hypotheek).

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kredietkosten
Bereken in één decimaal de kredietkosten in procenten van het te lenen bedrag.



Kredietkosten = termijnbedrag × aantal termijnen – krediet
kredietbedrag
looptijd
maandbedrag
€ 2.000
24 maanden
€ 94,16

Slide 12 - Slide

€ 94,16 × 24 maanden = € 2.259,84
€ 2.259,84 – € 2.000 = € 259,84

€ 259,84 ÷ € 2.000 × 100 = 13%
Leenvormen
  • Persoonlijke lening: lening met vaste looptijd en vaste rente.
  • Doorlopend krediet: tussentijds opnemen tot kredietlimiet. Rente is variabel.
  • Salariskrediet: rood staan tot een afgesproken bedrag.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Leenvormen
  • Koop op afbetaling: product in termijnen terugbetalen. Direct eigenaar.
  • Huurkoop: product in termijnen terugbetalen. Eigenaar na betaling laatste termijnbedrag.
  • Leasing: huren van een product voor een bepaalde tijd. Geen eigenaar.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hypothecaire lening
Lening voor de aankoop van een woning.
De woning dient als onderpand. Bank mag de woning verkopen bij het niet tijdig terugbetalen van de aflossing en rente.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wisbordjes klaar!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Lenen kost geld door de ... die je moet
betalen.
A
Rente
B
Aflossing
C
Rente en aflossing

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Veel mensen lenen geld voor de aanschaf van een duurzaam
consumptiegoed. Men onderscheidt nog meer motieven om geld te lenen.
Noem nog één ander motief van mensen om geld te lenen.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Noor heeft € 7.500 geleend van haar bank. Na drie jaar moet ze € 9.000 terugbetalen aan de bank.
Waarom moet ze € 1.500 meer terugbetalen aan de bank?
A
Vanwege administratieve kosten en te betalen rente
B
Vanwege administratieve kosten en te ontvangen rente
C
Vanwege aflossing en administratieve kosten
D
Vanwege aflossing en rente

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Fred kan € 1.000 van zijn broer lenen. Fred heeft met zijn broer afgesproken dat hij twee jaar lang elke maand € 45 aan zijn broer terugbetaalt. Bereken het bedrag van de kredietkosten van deze lening.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Prijs € 1.798,99. Of 4 jaar lang € 53,95 per maand.
Bereken in één decimaal de kredietkosten in procenten van het te lenen bedrag. Schrijf je berekening op.

kredietbedrag
looptijd
maandbedrag
€ 2.000
24 maanden
€ 94,16

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

a. Betalen van een product in termijnen. Direct eigenaar.
b.  Betalen van een product in termijnen. De winkelier blijft eigenaar van het product totdat de laatste termijn is betaald.
b. Geld lenen tot een bepaald maximum. De afgeloste bedragen mag je weer opnieuw lenen.
d. Je ontvangt het bedrag in één keer en je betaalt een vast bedrag per maand aan aflossing en rente.
1. Huurkoop
2. Koop op afbetaling
3. Doorlopend krediet
4. Persoonlijke lening

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Kennisoverzicht
Wat? Vul het kennisoverzicht in.
Hoe? Zelfstandig met overleg.
Hulp? Overleg met je buur of stel vragen
Klaar? Maak § 2.3 opdracht 2 t/m 12 (blz. 50-53)

timer
10:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Toepassen
Wat? Maak § 2.3 opdracht 2 t/m 12 (blz. 50-53)
Hoe? Zelfstandig met overleg.
Hulp? Overleg met je buur of stel vragen
Klaar? Maak de plusopdrachten.
timer
20:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Pak je agenda
Datum: 
Maken: § 2.3 opdracht 2 t/m 12 (blz. 50-53)
Leren: kennisoverzichten les 1 t/m 3


timer
0:30

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Lening € 200. Termijnbedrag voor 24 maanden is € 10,36.
Bereken in één decimaal de kredietkosten in procenten van het te lenen bedrag. Schrijf je berekening op.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Afsluiting

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Uitleg paragraaf 2.4

Slide 29 - Slide

This item has no instructions