2.3 Massa en volume

2.3 massa en volume
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.3 massa en volume

Slide 1 - Slide

Programma 1/11
  1. Herhalen 2.2 (5 min)
  2. Uitleg 2.3 + 2.4 (10 min)
  3. Maken Opdrachten 2.3 + 2.4 (30 min)

Slide 2 - Slide

Herhaling 2.2
  • Zuivere stof of mengsel
  • Moleculen
  • Oplossing
  • Suspensie
  • Extraheren
  • Filtreren

Slide 3 - Slide

2.2 Filtreren
- Scheiding op basis van deeltjesgrootte

- Giet een oplosmiddel door het filter
- Deeltjes blijven achter in het filter (residu)
- Geur-, kleur- en smaakstoffen worden
    meegenomen door het oplosmiddel
    (wordt filtraat)

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 2.3
  1. Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen.
  2. Je kunt het verschil tussen massa en gewicht uitleggen.
  3. Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen. Je kunt het volume van een rechthoekig voorwerp en een cilinder berekenen.
  4. Je kunt het volume van een voorwerp met een onregelmatige vorm bepalen.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 2.3
  • Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen.
  • Je kunt het verschil tussen massa en gewicht uitleggen.
  • Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen. Je kunt het volume van een rechthoekig voorwerp en een cilinder berekenen.
  • Je kunt het volume van een voorwerp met een onregelmatige vorm bepalen.

Slide 6 - Slide

2.3 Massa
Hoe zwaar iets weegt in kilogram (kg) of gram (g)
Massa meet je met een weegschaal
1 ton = 1000 kg
1 kg = 1000 g
1 g = 1000 mg

Slide 7 - Slide

2.3 Volume
Volume zegt iets hoeveel ruimte een voorwerp inneemt (inhoud
De eenheid van volume is liter (L) of kubieke meter (m3)
Volume bepalen met onderdompelmethode of formule (lxbxh)
Onthoud: 
1 dm3 = 1 L
1 cm3 = 1 mL


Slide 8 - Slide

Het symbool van volume is
A
V
B
L
C
v
D
dm3

Slide 9 - Quiz

Volume berekenen

Slide 10 - Slide

regelmatige vaste vorm

Slide 11 - Slide

Onregelmatige vaste vorm

Slide 12 - Slide

Zonder vaste vorm: vloeistoffen

Slide 13 - Slide

2.4 Dichtheid

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Mijn blokje heeft een massa van 10 gram en een volume van 3 cm3. Hoe bereken ik de dichtheid?
A
Dichtheid = 10 g/3 cm3
B
Dichtheid = 3 cm3 / 10 g

Slide 20 - Quiz

Mijn blokje heeft een massa van 10 gram en een volume van 3 cm3. Bereken de dichtheid.
A
Dichtheid = 3,3 g/cm3
B
Dichtheid = 0,3 g/cm3

Slide 21 - Quiz

Gaan we nu kijken naar het volume.
Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 22 - Quiz

De formule voor volume is...
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v

Slide 23 - Quiz

beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Wat is het verschil in volume?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 24 - Quiz

Aan de slag!
  • Bestuderen theorie 2.3 
  • Maken opdracht 1 + 5 t/m 8 + 10 t/m 13
  • Tijd: (20 min)
  • Klaar? Lezen theorie 2.4 + Maken opdracht 1 t/m 10 (10 min)

Slide 25 - Slide