5.5 spelling voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord



1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het voltooid deelwoord



Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:

  • wanneer je een voltooid deelwoord gebruikt;
  • hoe een voltooid deelwoord is opgebouwd;
  • hoe je een voltooid deelwoord schrijft.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 4 - Slide

Eindigt de stam op: -t, -k, -s, -ch, -p of -x?
dan krijgt het voltooid deelwoord - t

Slide 5 - Slide

TIP:
Maak
hier
even 
een 
foto
van!

Slide 6 - Slide

Je gebruikt 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap als ezelsbruggetje bij de vervoeging van werkwoorden in de:
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 7 - Quiz

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 9 - Slide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 10 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 12 - Quiz

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 13 - Slide

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 14 - Open question

Noteer het telwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 15 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We hebben een museum bezocht.'

Slide 16 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen.

A
heeft
B
betalen
C
ontvangen
D
verhuizen

Slide 17 - Quiz

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 18 - Slide

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 19 - Slide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 20 - Drag question

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar:                                                             

    lopen - liep - gelopen / slapen - sliep - geslapen

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij zwakke werkwoorden. Kijk maar: 
                                                                     
    koken - kookte - gekookt / tekenen - tekende - getekend

Slide 21 - Slide

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 22 - Quiz



Het voltooid deelwoord eindigt op:


Zwemmen
A
-d of -t
B
- en

Slide 23 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 24 - Quiz



Het voltooid deelwoord eindigt op:
Voetballen
A
-d of -t
B
- en

Slide 25 - Quiz

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Leren

Slide 26 - Open question

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 27 - Open question

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Strooien

Slide 28 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 29 - Open question

Het voltooid deelwoord van wachten is:

Slide 30 - Open question

Het voltooid deelwoord van schreeuwen is:

Slide 31 - Open question

het voltooid deelwoord van verhuizen is:

Slide 32 - Open question

het voltooid deelwoord van veranderen is:

Slide 33 - Open question

het voltooid deelwoord van juichen is:

Slide 34 - Open question

het voltooid deelwoord van organiseren is:

Slide 35 - Open question