Reflectie de verdieping

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 2

Reflecteren verdieping module 7

wat vind je lastig bij reflecteren?

S: onenigheid met medestudent over volgende stap in project.

T: verslaglegging van wat we moesten gaan doen met het projectgroepje .

A: ik had al op papier gezet wat de volgende stap moest zijn en ik vond dat de volgende stap van mijn medestudent niet goed was.

R: er ontstond ruzie tussen mij en de medestudent. We spraken niet meer met elkaar.

R: van te voren meerdere mogelijke stappen op papier zetten, beter luisteren naar anderen.

T: dat je moet overleggen met anderen zal vaker voorkomen. Ik zal dus open moeten staan voor de meningen van anderen.

ABCD-reflectie methode

• Wat is er gebeurd? Aanleiding
  
• Wat was daaraan Belangrijk voor mij?
  
• Tot welk voornemen leidt dit? Conclusie?
• Wat ga je met dit voornemen Doen?

Op welke manier reflecteer jij op je eigen handelen?

welke hulp heb je nodig om te kunnen reflecteren?

Wat is intervisie

- Samenwerkingsvorm voor professionals;

- In groepsverband kijken naar een probleem/knelpunt;

- Methode, gespreksvorm met casusinbrenger;

- Ontwikkelingsgericht leren van situaties.

Het doel van intervisie

• Het verhelderen van een knelpunt of situatie;
• Het ontdekken van handelingsalternatieven;
• Het op peil houden of verbeteren van het professionele functioneren.

Inventarisatie & Keuze incident

Jullie hebben nu de tijd om je casus kort te pitchen!

• Wat is je casus? (echt gebeurd, niet blij met hoe het ging, je wist niet wat je moest doen/hoe te reageren)
• Je vertelt alleen kort wat er gebeurt is (niet hoe het afliep)
• Wat is de intervisievraag die je daarbij hebt?

We kiezen gezamenlijk welke casus we verder gaan onderzoeken.                                                                    

Deze en de volgende slide kan je gebruiken als je ook de vraag: gaat de vraag over onder- of bovenstroom gaat gebruiken.

Toelichting vraag en incident

De gekozen collega legt nu de casus uitgebreid uit tot aan het kritische moment en vertelt:

• Wat gebeurde er? En wat nog meer?
• Wat deed je? – Jouw gedrag
• Naar aanleiding van? – Welk gedrag van mensen in de omgeving stuurde dit?
• Welke onderliggende gedachten? – Wat dacht je hierbij? Welke intentie?
• Wat voelde je hierbij? – Jouw emoties tijdens het incident

Wat is je vraag/probleem? 

Gaat je vraag over onder- of bovenstroom?

De andere intervisieleden luisteren naar de inhoud van de vraagstelling én ervaren wat de casus bij hen oproept.

Informatieronde

De intervisieleden verzamelen informatie. 

Stel verduidelijkende en verdiepende vragen over de casus, en houd hierbij de ingebrachte vraagstelling voor ogen.

(Onder- of bovenstroom)

Alleen doorvragen! WE LOSSEN NOG NIKS OP!

Open vragen:

Wie....

Wat....

Waar....

Wanneer...

Hoe...

Gesloten vragen

Alleen te beantwoorden met Ja of Nee.

Suggestieve vragen

Diagnose

Elk intervisielid geeft kort & krachtig de diagnose van de probleemsituatie:

- Wat is er aan de hand?

- Wat is de kern van het probleem

Inbrenger luistert

Geen vragen meer stellen

Oplossingen

De intervisieleden vertellen hoe zij denken dat het probleem/de vraag opgelost kan worden. 

Geen discussie!

Geen commentaar!

Keuze van de inbrenger

Op basis van voorgaande stappen benoemt de inbrenger:

- welke inzichten er zijn opgedaan

- welke (combinatie van) oplossing(en) een volgende keer gebruikt kan worden.

Inzichten Intervisieleden

Iedereen deelt wat er is geleerd van de ingebrachte casus.

wat heb je tijdens de opleiding over jezelf geleerd?