Introles elektriciteit (les 1)

Wat kun je deze les leren?
  • Wat is elektriciteit?
  • Wat zijn elektronen?
  • Wat is spanning?
  • Wat is stroomsterkte?
  • Wat is vermogen?
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Wat kun je deze les leren?
  • Wat is elektriciteit?
  • Wat zijn elektronen?
  • Wat is spanning?
  • Wat is stroomsterkte?
  • Wat is vermogen?

Slide 1 - Slide

Wat is er vorig jaar besproken of wat weet je al over elektriciteit?

Slide 2 - Mind map

Wat weet je al? (Kennen en Kunnen lijst)
  • De elektriciteit werkt alleen met een gesloten stroomkring.
  • De stroomkring bestaat minimaal uit een stroombron (spanningsbron) stroomdraden en een apparaat (bijvoorbeeld een lampje).
  • De spanningsbron in huis levert 230 V (het stopcontact).
  • Een apparaat zet de elektrische energie om in een andere vorm van energie, hierbij treedt altijd verlies op. (Rendement is nooit 100 % of meer!)

Slide 3 - Slide

Korte quiz.

Er volgen nu een paar quiz (meerkeuze) vragen.

Per vraag heb je 10 seconde om een goed antwoord in te vullen.

De vragen gaan over de tot dus ver behandelde stof.

Pak je laptop of je mobiel en zit klaar.


  • Meld je eerst aan bij LessonUp en maak een account (gebruik je googleaccount of je emailadres van school).
  • Vul de klassencode in : H3B = tebhg  en H3D = grndt
  • Nogmaals 10 seconde per vraag!!!!

Slide 4 - Slide

Wat heb je nodig om een elektrisch apparaat te gebruiken?

A
een gesloten stroomkring
B
een elektrisch apparaat
C
een spanningsbron
D
bewegende elektronen

Slide 5 - Quiz

Hoeveel spanning levert het stopcontact?
A
230 V
B
220 V
C
320 V
D
12 V

Slide 6 - Quiz

Hoe groot is het rendement van een elektrisch apparaat?
A
Altijd groter dan 100 %
B
Precies 100 %
C
Altijd minder dan 100 %
D
100 % of minder.

Slide 7 - Quiz

Hoe noemen we het percentage dat door een elektrisch apparaat nuttig wordt gebruikt?
A
Vermogen
B
Rendement
C
Elektrische energie
D
Spanning

Slide 8 - Quiz

Een lamp zet elektrische energie om in
A
Lichtenergie
B
Lichtenergie en warmte
C
Geluidsenergie
D
Warmte

Slide 9 - Quiz

Wat is elektriciteit.

Eelektriciteit (elektrische energie) is het bewegen van elektronen door een geleidend voorwerp. De elektronen bewegen van een plaats met veel elektronen naar een plaats met weinig elektronen. Dit noemen we stroom. (Net als het stromen van water of lucht).


Elektronen zijn negatief geladen deeltjes die in een atoom zitten.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Wat is spanning?

De elektronen bewegen van de spanningsbron, door de stroomdraden van de stroomkring weer terug naar de spanningsbron.

De elektronen hebben een bepaalde snelheid. De snelheid waarmee de elektronen bewegen noemen we de spanning.


Elektronen zijn allemaal negatief en ze duwen elkaar weg. Is het spanningsverschil groot dan zijn er veel elektronen die duwen. Het elektron dat weggeduwd wordt heeft daardoor een grote snelheid.

Slide 12 - Slide

Wat is spanning?

De grootheid spanning wordt weergegeven met het symbool U.

De eenheid is volt (V).


We kennen drie spaningsbronnen met een eigen voltage.

  1. Netspaning (= thuis het stopcontact) = 230 V
  2. de autoaccu = 12 V
  3. Een enkele batterij = 1,5 V

Slide 13 - Slide

Wat is stroomsterkte?

De elektronen bewegen van de spanningsbron, door de stroomdraden van de stroomkring weer terug naar de spanningsbron.

Het aantal elektronen dat per seconde door de stroomdraad beweegt noemen we de stroomsterkte.


Bij een enkele stroomkring (serieschakeling) maken alle elektronen hetzelfde rondje.

Slide 14 - Slide

Wat is stroomsterkte?

De stroomsterkte geven we aan met het symbool I (de hoofdletter i).


De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).


Apparaten die warmte moeten maken (kachel, oven, waterkoker) gebruiken veel Ampère.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Wat is vermogen?

Het vermogen is de hoeveelheid energie die in 1 seconde wordt geleverd.


De energie is afhankelijk van de snelheid van de elektronen (hoe sneller des te meer energie) en van het aantal elektronen (hoe meer elektronen des te meer energie)

Dus het vermogen is het product van de spanning en de stroomsterkte.

Dit omschrijven we in de volgende formule:


Vermogen = Spanning x stroomsterkte

Slide 17 - Slide

Wat is vermogen?

Het vermogen geven we aan met de hoofdletter P (power).


De eenheid van vermogen is Watt (W) of kiloWatt (kW)

Net als bij meter, 1 kiloWatt = 1000 Watt!


Vermogen = Spanning x stroomsterkte wordt in symbolen P = U . I

Slide 18 - Slide

Korte quiz (vervolg).

Er volgen nu een paar quiz (meerkeuze) vragen.

Per vraag heb je 10 seconde om een goed antwoord in te vullen.

De vragen gaan over de tot dus ver behandelde stof.

Pak je laptop of je mobiel en zit klaar.



Slide 19 - Slide

Wat is het symbool voor spanning
A
P
B
U
C
I
D
E

Slide 20 - Quiz

Wat is het symbool voor vermogen
A
P
B
U
C
I
D
E

Slide 21 - Quiz

De snelheid waarmee elektronen door een draad bewegen noemen we:
A
Vermogen
B
Spanning
C
Stroomsterkte
D
Elektrische energie

Slide 22 - Quiz

Bereken het vermogen als de spanning 12 V is en de stroomsterkte 2 A. (je hebt nu 20 seconden)
A
24 W
B
12 V
C
0, 167 A
D
6 W

Slide 23 - Quiz

Wat is de spanning van een enkele batterij?
A
230 V
B
12 V
C
1,5 V
D
0,5 V

Slide 24 - Quiz

Hoeveel Watt is 12 kW?
A
12 000 W
B
1 200 W
C
120 W
D
0,012 W

Slide 25 - Quiz

Hoeveel kiloWatt is 160 W?
A
160 000 kW
B
16 kW
C
1,6 kW
D
0,16 kW

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

Kennen en Kunnen
  • Maak zelf je kennen en kunnen lijst van deze les en voeg deze toe achter in je schrift.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video