§6.5 Inkomsten voor de overheid

H6
GT2

§6.5 Inkomsten voor de overheid
Leerdoel:
- Ik kan uitleggen welke inkomsten de overheid heeft.


4
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H6
GT2

§6.5 Inkomsten voor de overheid
Leerdoel:
- Ik kan uitleggen welke inkomsten de overheid heeft.


4

Slide 1 - Slide

Rechtspersoon
Een bedrijf dat of een instelling die zelfstandig rechten en plichten heeft, los van personen

Slide 2 - Slide

Inkomstenbelasting
Belasting die mensen betalen over hun inkomen.

Slide 3 - Slide

Vennootschapsbelasting
Belasting die bedrijven – zoals bv’s en nv’s – betalen over hun winst.

Slide 4 - Slide

niet-belastingmiddelen

 

Alle inkomsten van de overheid die geen belastingen en geen sociale premies zijn.

Slide 5 - Slide

Inkomsten van de overheid

Belastingontvangsten:



Niet-belastingontvangsten:


Voorbeelden
btw
accijns
inkomstenbelasting
winstbelasting
wegenbelasting
hondenbelasting
Voorbeelden
aandelen bedrijven (o.a. 
Staatsloterij, NS, Schiphol)
boetes
leges (o.a. paspoort, ID-kaart)
aardgas

Slide 6 - Slide

belasting toegevoegde waarde (btw)

Belasting die consumenten betalen bij de aankoop van goederen en diensten.

Slide 7 - Slide

Accijns
Belasting waarmee de overheid de consumptie van een product probeert af te remmen.

Slide 8 - Slide

Accijns en subsidie
Wil de overheid iets afremmen?


Wil de overheid iets stimuleren?
Accijns
Subsidie

Slide 9 - Slide

indirecte belastingen (kostprijsverhogende belastingen)
Belastingen die je aan bedrijven betaalt. De bedrijven geven het door aan de overheid: btw en accijnzen.

Slide 10 - Slide

directe belastingen
Belastingen die je rechtstreeks aan de overheid betaalt; belastingen op inkomen, winst en vermogen.

Slide 11 - Slide

Accijns en subsidie
Wil de overheid iets afremmen?


Wil de overheid iets stimuleren?
Accijns
Subsidie

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoe bereken je
€ 7 = ... % van € 30?
A
7 x 30 : 100
B
30 x 7 : 100
C
7 : 30 x 100
D
30 : 7 x 100

Slide 14 - Quiz