Medicatie (basisinformatie) deel 1

                                Basiskennis 
                                                    medicatie
Welkom
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

                                Basiskennis 
                                                    medicatie
Welkom

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma:
  • Theorie medicatie (20 min)
  • Opdracht maken in 2 tallen (1,5 uur)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een medicijn?
Een medicijn is een chemische stof (of een combinatie van meerdere chemische stoffen) met een genezende werking op mens en/of dier. Een medicijn wordt ook wel geneesmiddel of medicament genoemd.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is het doel van medicatie?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Doel van medicijnen
- preventief/profylactisch
- curatief/causaal
- symptomatisch (placebo)
- substitutie
- diagnostisch

Slide 5 - Slide

Preventief/profylactisch = voorkomen van een ziekte (bijv. vaccinatie of middelen tegen wagenziekte)

curatief /causaal= bestrijden van de oorzaak dus behandeling (antibiotica keelontsteking) en uiteindelijk genezing

symptomatisch= symptomen aanpakken bijv. ontstekingsremmende pijnstilling 

substitutie = aanvullen van tekorten (bijv. testosteron of insuline)

diagnostisch= om een diagnose te kunnen stellen bijv. radio actieve vloeistof bij een pet scan





bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Verminderen van klachten door suggestie
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
profylactische werking
causale werking
symptoom-
bestrijding
Placebo
bijv. antibiotica

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Vormen van medicijnen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Meer uitleg

Slide 8 - Slide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Naamgeving medicatie
chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat 
(Para-acetylaminofenol)

stofnaam of generieke naam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

merknaam = fantasienaam verzonnen 
door fabrikant                   ®

Slide 9 - Slide

® betekent
dat het een geregistreerd handelsmerk is en dat
niemand anders die naam mag gebruiken
Hoeveel verschillende namen ken je of kun je vinden van paracetamol?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Risico's medicijngebruik
  • Bijwerkingen
  • Cumulatie---->
  • Interactie
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 11 - Slide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
vootdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.


Toedieningswegen
- enteraal = 
via het maag-darmstelsel -> meestal algemene werking (systematisch)

- parenteraal 
= via injectie/infuus of door difussie-> systematische of lokale werking

-topisch = 
via de huid en alleen lokaal/plaatselijk
 


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswegen
- oraal 
-rectaal
- sublinguaal
- injectie (subcutaan, intraveneus, intramusculair, intra-articulair, intra cardiaal, intralumbaal en epiduraal = ruggenprik
- inhalatie
- transdermaal (pleisters)
-vaginaal


Slide 13 - Slide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)




De opdracht
Werk in tweetallen, zoek informatie op via Thieme of apotheek.nl en verwerk dit in een Powerpoint presentatie:
  1. Kies een toedieningswijze:
  2. Oraal, rectaal/vaginaal, via de huid, via de luchtwegen, via de slijmvliezen 
  3. Welke vormen horen bij deze toedieningswijze? 
  4. Hoe dien je dit toe? (bekijk het protocol) 
  5. Zijn er aandachtspunten waar je op moet letten?  
  6. Hoe controleer je medicatie? Benoem 5 belangrijke punten als je medicatie gaat geven?
  7. Wat is belangrijk als je medicatie met deze toedieningswijze deelt?
















Slide 14 - Slide

This item has no instructions

                                Basiskennis 
                                                    medicatie
                                                           Vervolg
Welkom

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

programma
theorie (20 min)
presentaties en oefenen toedienen (60 min)
uitzet opdracht (30 min) 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

medicatie cyclus
  1. Voorschrijven 
  2. Ter hand stellen
  3. afleveren 
  4. Opslag/beheer Gereed maken 
  5. Toedienen/registreren 
  6. Evaluatie.


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Medicatie veiligheid: 5 j's 
  • Juiste medicijn?
  • Juiste patiënt/cliënt?
  • Juiste tijdstip?
  • Juiste wijze van toedienen?
  • Juiste dosis?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Uitzetten medicatie
  • Juiste dossier
  • Lees bijsluiter als je het medicijn niet kent, en zoek de juiste toedieningsvorm op
  • Houdt rekening met bewaaradvies (dranken, druppels, etc)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

verpleegkundige taken
voor
tijdens
na toediening

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

stellingen wat mag wel/wat mag niet als vpk

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

omgaan met fouten

Slide 23 - Slide

This item has no instructions