1D M/H Unit 5 The Past Tense

Unit 5 The Past Tense
Regular verbs
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Unit 5 The Past Tense
Regular verbs

Slide 1 - Slide

Previous Lesson
Practiced vocabulary about the weather
Fun activities: 
Photos & Weather forecast (homework)

Slide 2 - Slide

Hand in your homework
Exercise about Leprechauns (from Tuesday last week)
The Weather forecast (from Tuesday this week)

Slide 3 - Slide

Today: GRAMMAR 
Warming up
How does the Past Tense work in English
Homework

Slide 4 - Slide

Wanneer?
Gisteren ging ik naar de bioscoop.

A
nu
B
morgen
C
gisteren
D
volgend jaar

Slide 5 - Quiz

Hoe anders weet je wanneer het is gebeurd?
Ik ging naar de bioscoop.

A
naar de bioscoop
B
gisteren
C
vorig jaar
D
Ik ging

Slide 6 - Quiz

Wanneer?
De hond van de buren was ineens verdwenen.

A
vorige week
B
de hond van de buren
C
was verdwenen
D
ineens

Slide 7 - Quiz

Wanneer?
Ik zag Thiemo op de markt.

A
gisteren
B
Thiemo
C
op de markt
D
Ik zag

Slide 8 - Quiz

She walked to the market yesterday.
A
nu
B
altijd
C
later
D
verleden

Slide 9 - Quiz

They played football last week.
A
nu
B
verleden
C
altijd
D
later

Slide 10 - Quiz

I opened the door.
A
nu
B
verleden
C
altijd
D
later

Slide 11 - Quiz

She walked to the market.
A
verleden
B
nu
C
later
D
altijd

Slide 12 - Quiz

Hoe weet je dat het om het verleden gaat zonder de woorden: gisteren, vorige week, twee jaar geleden enz.
A
de plaats
B
woordvolgorde
C
de persoon
D
werkwoord

Slide 13 - Quiz

Welke is verleden tijd:
A
playing
B
play
C
plays
D
played

Slide 14 - Quiz

Hoe weet je dat 'played' verleden tijd is?
A
van 'play'
B
van '-ed'

Slide 15 - Quiz

Verleden tijd = Past Simple
I,you, he/she/it, we, they open + ed

I, you, he/she/it, we, they miss + ed

I, you, he/she/it, we, they add + ed

Slide 16 - Slide

Wat is de verleden tijd van
'walk'?

Slide 17 - Open question

Hoe zeg je in het Engels:
Gisteren liep ik in het park.
Let op het volgorde!!!

Slide 18 - Open question

Hoe zeg je in het Engels:
Mary schreeuwde tegen haar vriendin.

Slide 19 - Open question

Past Simple: iets om op te letten
I, you, he/she/it, we they bake + d a cake last week.

I, you, he/she/it, we, they clap + ped (Attention: not claped, but clapped!)                                           

I, you, he/she/it cry + ed = cri + ed (Attention: not cryed, but cried!)

Slide 20 - Slide

What is the Past Tense of 'stop'?

Slide 21 - Open question

What is the Past Tense of 'die'

Slide 22 - Open question

What is the Past tense of 'love'

Slide 23 - Open question

What is the Past Tense of 'apply'

Slide 24 - Open question

Hoe zeg je:
We zijn laat aangekomen.

Slide 25 - Open question

Ze studeerden de hele nacht.

Slide 26 - Open question

We zijn gepland om op reis te gaan.

Slide 27 - Open question

Ze bezocht haar vrienden.

Slide 28 - Open question

'play' krijgt -ied
omdat het eindigt in -y
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Opletten: werkwoorden die 
eindigen in klinker + y --> geen -ied
a, e, o, I, u = klinkers (vowels)
play--> played
stay--> stayed
enjoy--> enjoyed
pray--> prayed

Slide 30 - Slide

De verleden tijd in het Engels heet:
A
The Past Tense
B
The Present Tense
C
The Future Tense
D
The Simple Tense

Slide 31 - Quiz

Bij de verleden tijd moeten we
aan de werkwoorden toevoegen:

A
ed
B
ing
C
d
D
s

Slide 32 - Quiz

Bij de verleden tijd kunnen we woorden zoals............gebruiken.
A
tomorrow
B
yesterday
C
last week
D
today

Slide 33 - Quiz

Bij de Past Tense (Verleden tijd) zijn alle persoonsvormen dezelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Homework
Exercises 5 & 6

Slide 35 - Slide