Clase de español 3

¡Vamos a hablar español! clase 3
1 / 35
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

¡Vamos a hablar español! clase 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programa de hoy
  • Objetivos de hoy                                                                                 
  • Repaso clase 2
  • Practicar con los artículos
  • Me gustas tú - Manu Chau
  • El verbo gustar
  • 50 cosas sobre mí
  • (No) hay
  • La comida
  • Practicar con los verbos regulares 



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Objetivos de hoy
Aan het eind van deze les...
  • Ken je de bepaalde en onbepaalde lidwoorden in het Spaans.
  • Weet je wat het werkwoord gustar betekent en wanneer en hoe je het gebruikt.
  • Heb je geoefend me de regelmatige werkwoorden.
  • Heb je geleerd wat (no) hay betekent en wanneer je het gebruikt.
  • Heb je nieuwe woordjes in het Spaans geleerd die te maken hebben met eten.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van vorige week?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Los artículos (lidwoorden)
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk 
enkelvoud
mannelijk
meervoud
vrouwelijk 
meervoud
Bepaald lidwoord
de / het 
el
la
los
las
Onbepaald lidwoord
een / een paar 
un
una
unos
unas

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Los artículos (in)defenidos

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met het lidwoord (el, la, los, las)
https://aprenderespanol.org/ejercicios/gramatica/articulos/determinados-1

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Me gustas tú - Manu Chau
Qué cosas le gustan? + werkblad

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Gustar

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

(no) me gusta
(no) me gusta
+ zelfst.nw enkelvoud
el chocolate
la pizza

+ heel werkwoord (infinitief)
cocinar
comer
(no) me gustan
+ zelfst.nw meervoud
los tacos
las patatas fritas

Als je iets heel lekker vindt: me gusta(n) mucho
me encanta(n)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met Gustar
ProfeDeEle: Ejercicio 1+2

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Link

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Le gusta

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

No le gusta

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Welke voedingsmiddelen worden in het filmpje genoemd?
Schrijf het Spaanse woord op met de Nederlandse vertaling.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

¡A practicar!
Actividad 5-7, 9 y 11

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Link

This item has no instructions

¿Qué te gusta comer?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

HAY
Wat wordt er met HAY bedoeld?
HAY betekent ER IS of ER ZIJN.
Het hoeft NIET vervoegd te worden
Er is geen yo Hay, tú hay etc. Bestaan dus niet!

Wanneer je NO schrijft voor HAY, staat er NO HAY (logisch!)
Je zegt dan : Er is niet/ geen of er zijn niet /geen.



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je HAY
HAY +
  • Onbepaald lidwoord > En Madrid hay un teatro
  • Zonder lidwoord > Hay turistas en la playa
  • Met getallen > Hay 2 cervezas 
  • Met onbepaalde hoeveelheden > Hay muchos bares 


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Verbos regulares

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Yo ____ (leer) todos los días.
A
leo
B
lee
C
leemos
D
leer

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

"Tú ....... con tus amigos"
A
habla
B
hablan
C
hablo
D
hablas

Slide 28 - Quiz

tios - ooms/tantes
padres- ouders
abuelos - grootouders
primos - nichtjes/neefjes
Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Mi amigo Paco ____ (viajar) mucho a Francia.

A
viaja
B
viajo
C
viajamos
D
viajan

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg het regelmatige werwoord.
El hombre ______(beber) mucho.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Nosotros_____(cantar) una canción.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg het regelmatige werkwoord:
La chica______(bailar) mucho.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg het regelmatige werkwoord. Yo____ (escribir) mis mensajes en Whatsapp.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg het regelmatige werkwoord.
Ellos____(vivir) en España

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions