2. Renaissance bouwkunst


RENAISSANCE BOUWKUNST

Een dieper begrip ontwikkelen van de rijke erfenis en de innovatieve benaderingen van Renaissance-architectuur, en in staat zijn om deze kennis toe te passen in je eigen werk.
1 / 33
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


RENAISSANCE BOUWKUNST

Een dieper begrip ontwikkelen van de rijke erfenis en de innovatieve benaderingen van Renaissance-architectuur, en in staat zijn om deze kennis toe te passen in je eigen werk.

Slide 1 - Slide

DEZE LES
Uitleg
15
Opdracht
15
Afsluiting
5

Slide 2 - Slide

Doel van deze les

 Je kunt na het bestuderen van deze lesson-up les het verband uitleggen in eigen woorden tussen onderstaande afbeeldingen

Slide 3 - Slide

De Algemene basis
De basis is de Romeinse architectuur.
Ze waren vol bewondering voor dit klassieke periode.



Slide 4 - Slide

Vitruvius
Volgens hem is de architect een homo universalis. 
Om goed te kunnen bouwen moet je alle kunsten goed beheersen. 

Het ideale bouwwerk: de verhoudingen van het menselijk lichaam weerspiegelen.
Schoonheid is maat, verhouding, symmetrie en orde. De mens is de maat van alle dingen. 

Slide 5 - Slide

Mens van Vitruvius
De architect Vitruvius beschreef de relatie tussen de menselijke figuur en de cirkel en het vierkant. 

Volmaakt / maatgevend.



In de renaissance werd deze beschrijving door kunstenaars uitgewerkt in tekeningen. De beroemdste is die van Leonardo da Vinci uit ca. 1490, rechts op de afbeelding.



Slide 6 - Slide

            Vitruvius (± 85 – 20 v.Chr)
  • Grondbeginselen van de bouwkunst
  • De menselijke maat
  • Vitruviaanse regels
  • Gulden snede
  •  Firmitas, Utilitas en Venustas 
De Romeinse architect Vitruvius heeft met zijn, ‘Handboek bouwkunde’, of zoals het oorspronkelijk getiteld was, ‘De Architectura’, (ca 25 v chr) de grondbeginselen van de bouwkunst in tien boeken netjes op een rij gezet en uit de doeken gedaan. Zo schrijft deze architect onder meer over de theorie van de architectuur, de juiste manier om een stad aan te leggen, bouwmaterialen, Ionische en Dorische tempels en openbare gebouwen. Dit geschrift werd in 1414 gevonden, rijkelijk geïllustreerd en in grote aantallen gedrukt.
Volgens Vitruvius was de mens de maat der dingen. Verschillende vaste verhoudingen vloeiden volgens hem voort uit de harmonie van de kosmos.  Vitruvius schreef in zijn derde boek van ‘De Architectura’:
 ‘Het natuurlijke middelpunt van een lichaam is de navel. Als een mens op de grond ligt met gespreide armen en benen, en men trekt vanuit de navel als middelpunt met een passer een cirkel, dan zullen zijn vingers en tenen de omtrek raken. Zoals het lichaam in de figuur van een cirkel past, zo zal men er evenzeer de lijnen van een vierkant in ontdekken. Wanneer het van de voetzolen tot de bovenkant van de schedel wordt gemeten en deze maat wordt vergeleken met de uitgestrekte armen, zal men dezelfde hoogte als breedte vinden, net als bij een vlak dat met de winkelhaak vierkant is uitgezet.’

Voor gebouwen moest het modulaire systeem toegepast worden. Dit was een middel om de volmaakte harmonie van de verschillende onderdelen met het geheel te combineren. Denk maar aan de gevel die Alberti voor de Santa Maria Novella ontworpen had. In het modulaire systeem neem je een module als vaste maat, bijvoorbeeld de viering van een kerk zoals Brunelleschi dit deed bij de Santo Spirito. Deze module wordt dan gedeeld of vermenigvuldigd, waarbij één staat tot twee een populaire verhouding was. De travee in de zijbeuk wordt dan bijvoorbeeld de helft van de travee van het schip. Zo wordt elk onderdeel van de kerk afgeleid van de module en ontstaat er een harmonische eenheid.
De proporties van de verschillende bouwonderdelen zijn niet willekeurig, maar zijn gebaseerd op vaste verhoudingen. Ook dit gaat terug op Pythagoras en Plato. Pythagoras had ontdekt dat als er twee snaren zijn waarbij de eerste twee keer zo lang is als de tweede, de toon van de lange snaar ook precies twee keer zo laag is. Zo ontstaat wat in de muziek een octaaf wordt genoemd: een verhouding van één staat tot twee. Tussen de lengte en het geluid was dus een duidelijk verband. Uit deze verrassende ontdekking van Pythagoras concludeerden de Grieken dat de gehele natuur, ja zelfs de hele kosmos volgens bepaalde proporties –wiskundig als het ware- in elkaar zat.
In de Renaissance werden deze voorschriften verheven tot de klassieke, Vitruviaanse regels. 
De humanistische, neoplatoonse school van Cosimo de Medici in Florence zag verband tussen de filosofie van Plato en het Christendom. Zoals de mens precies in een cirkel en een vierkant past, weerspiegelen de platoonse kubus, bol en cilinder de universele orde en harmonie. Om Goddelijke harmonie te bereiken, werd gemeten. Elke renaissancearchitect moest een modulair systeem en goede proporties als canon toepassen. Bepaalde verhoudingsgetallen (als in de Gulden Snede) drukten kosmische harmonie uit.

Slide 7 - Slide

De Romeinse bouwmeester Vitruvius uit de eerste eeuw voor Christus formuleerde ideeën over schoonheid. Hij schreef ;De Architectura', een theoretische beschouwing in tien boeken over de bouwkunst uit de oudheid.
Vitruvius besteedde daarin onder meer aandacht aan bouwmaterialen, watervoorzieningen en technische hulpmiddelen. Maar zijn werk werd in de renaissance vooral gewaardeerd vanwege de theoretische onderbouwing die hij architecten bood.
Leg uit waarom dit in de renaissance zo belangrijk werd gevonden.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Kenmerken Renaissance bouwkunst
Klassieke bouwelementen:
- zuilen en pilasters (naar (laat-)klassiek voorbeeld)
- fronton, pilasters of halfzuilen als omlijsting van vensters, deuren en muurnissen.
- in portalen werd het triomfboogmotief toegepast. 

De zuilenorden Dorisch, lonisch, Corintisch werden door elkaar toegepast. In hoge muren werden de drie zuilenorden boven elkaar gebruikt, telkens door een horizontale lijst gescheiden.

- opbouw van de gevel volgens het principe van de opbouw van de zuil (basement-schacht-kapiteel)

Slide 10 - Slide

Griekse Tempel bouwelementen
Fries
Voetstuk
Kapiteel
Timpaan
Schacht
Architraaf

Slide 11 - Drag question

Alberti bouwde in 1451 het Palazzo Rucellai. 
In Italië bouwde elke rijk geworden bankiersfamilie een palazzo. Deze paleizen kregen naar voorbeeld van het Romeinse atriumhuis een open, vierkante of rechthoekige binnenhof met galerij, de cortile. Daar omheen kwamen vier vleugels die naar buiten een afgesloten symmetrisch geheel vormden. De gevel van deze luxe stadspaleizen kreeg het aanzien van een middeleeuws fort, met een gesloten straatmuur van ruw gehakte, grote stenen.

Slide 12 - Slide

Kenmerken Renaissance bouwkunst: Palazzo
  • rondbogen (als in de vroege     middeleeuwen)
  • muren zijn dragend en   afsluitend
  • door een zware kroonlijst was   het dak nauwelijks zichtbaar.
  • vlakke casetteplafonds, tongewelven of koepelruimtes, koepels soms met dubbele 'schil'.

Slide 13 - Slide

Boogbouw 

Slide 14 - Slide

Benoem drie kenmerken van
Renaissance architectuur die
je terugziet in het Pallazo Rucelai.

Slide 15 - Open question

De Santa Maria Novella was een gotische
kerk. De voorgevel werd door de Leon Battista
Alberti tussen 1458 en 1470 gebouwd in
de Renaissancestijl.
Noem 3 kenmerken van Renaissancebouwkunst die we terugzien in deze Kerk.
Zie ook volgende dia.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Villa Suburbana
In de tijd van de Renaissance wordt een huis buiten de stad populair. Vasari was de eerste die zo’n ‘villa suburbana’ maakte. Palladio springt direct in op deze trend.
Een voorbeeld van zo’n villa is ‘La Rotonda’ uit 1566. Het huis is volledig symmetrisch en heeft een centrale koepel en lijkt hier qua plattegrond erg op het Pantheon in Rome. De plattegrond bestaat dus uit een basis van vierkanten en cirkels. De geometrische vormen kubus en bol  verwijst daardoor weer naar de Wiskundige orde die we bij Vitruvius al tegen kwamen.

Slide 18 - Slide

Kenmerken Renaissance bouwkunst
De villa 'La Rotonda'
Streven naar harmonie:
  • symmetrie 
  • toepassing van modulen en de gulden snede
  • compacte bouwvolumes (cylinder, kubus en halve bol),   eenvoudig herkenbare vormen. 
  • centraalbouw, voorkeur voor overzichtelijke ruimtes, de schoonheid van het gebouw was belangrijker dan het praktische gebruik.
  • horizontaal en verticaal in evenwicht, evenwichtige   verhoudingen tussen hoogte, breedte en diepte volgens de   richtlijnen van Vitruvius:
  •  verticale accenten met vlakke pilasters.
  •  horizontale accenten door opbouw in drie lagen, de onderste    laag met grote, ruwe rusticastenen.

Slide 19 - Slide

OPDRACHT
 Teken de ideale renaissance stad.

1 Teken een achtergrond met lijnperspectief. 
2 Schets 3 gebouwen in de ruimte:
- kerk met koepel
- palazzo met horizontale lagen
- villa met centraalbouw


Slide 20 - Slide

LIJNPERSPECTIEF
HORIZON
VERDWIJNPUNT

Slide 21 - Slide

KERK, PALAZZO, VILLA

Slide 22 - Slide

Doel van deze les

 Je kunt na het bestuderen van deze lesson-up les het verband uitleggen in eigen woorden tussen onderstaande afbeeldingen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Maak de volgende opdracht in tweetallen 
het Bernini/Barok mysterie (deel 1)
Doel opdracht:

  • Je maakt kennis met belangrijke bouwwerken van Bernini.
  • Je bent in staat 4 kenmerken van de Barok te noemen.
  • Je bent  in staat deze kernmerken in het werk van Bernini te herkennen.
  • Je bent in staat een aantal verschillen tussen de Renaissancestijl en de stijl van de Barok te noemen. 
  • Je  bent in staat te verklaren waarom men juist in Rome veel interesse in de     Barok heeft. 
  • Je bent in staat afbeeldingen goed te bekijken/analyseren. (actief analyseren)


Let op deel 2 van deze opdracht maken we in week 51 als we het over architectuur gaan hebben.








Slide 26 - Slide

Opdracht het Bernini Mysterie
Maak de opdracht het Bernini mysterie deel 2
Bestudeer en gebruik ook onderstaande slide over de bouwkunst in de Barok
(let op de bolletjes voor de begrippen kun je aanvinken voor belangrijke achtergrondinformatie)

Upload de opdracht in Teams (zie opdracht)
Noteer jullie namen boven aan de opdracht 
(de opdracht wordt kort nabesproken in week 2)

Slide 27 - Slide

ROME
In de 16de eeuw neemt Rome de rol van hoofdstad van de Renaissance over van Florence. In de stad zijn veel plekken in Rome onbebouwd. De pausen zijn heer en meester in Rome en willen dit graag tonen. Zij geven veel opdrachten tot bouw van Nieuwe kerken met beelden en fresco’s. Dit betaalden zijn door aflaten.
Een van die opdrachten is de St Pieter. Er zijn heel veel architecten die zich daar mee bezig gehouden hebben. Denk aan Bramante, Michelangelo en Bernini.

Slide 28 - Slide

ARCHITECTUUR
BAROK
Tussen 1656 en 1667 construeerde Bernini het Sint-Pietersplein in Rome, het plein voor de Sint-Pietersbasiliek, in opdracht van paus Alexander VII.
In Rome ontstaat de Barok. Hierbij gaat men vrijer om met de regels uit de klassieke oudheid. De Franse Barok is veel later en is veel minder beweeglijk en theatraal dan de Italiaanse Barok. Barok kenmerkt zich ook dat zij interdisciplinair werken: Bouwkunst en beeldhouwkunst worden vaak gemengd met.

Slide 29 - Slide

     Francesco Borromini(1599 - 1667)
  •  Bramante
  •  Rafael 
  •  Michelangelo
  •  Maderno
  •  Bernini
Na de dood van Bramante werd de schilder Rafael gekozen tot nieuwe bouwmeester. Hij sloopte echter het werk van Bramante en maakte een plan voor een kerk in de vorm van een Latijns kruis. Zo zou het gebouw een langwerpig schip krijgen. Rafael kon zijn plan niet uitvoeren, maar had wel een discussie op gang gebracht over de vorm van het gebouw, een discussie die nog tientallen jaren zou voortduren.
In 1547 werd de discussie eindelijk beslecht door paus Paulus III die Michelangelo aanstelde als architect. Hij volgde het oude plan van Bramante. Typisch in zijn stijl bracht Michelangelo pilasters, niches en richels aan in de muren. Hij ontwierp de grote koepel, waaronder het pauselijk altaar zou komen te staan. Na de dood van Michelangelo in 1564 werd het karwei afgemaakt door zijn assistent Giacomo della Porta.
 In de vroege zestiende eeuw verkeerde het gebouw in zo’n slechte staat, dat er een besluit genomen moest worden: renoveren of slopen. Paus Julius II gaf architect Donato Bramante de opdracht een nieuwe kerk te ontwerpen. Bramante ontwierp een gebouw in de vorm van een Grieks kruis, dat wil zeggen een gebouw met vier armen en een centrale koepel. Deze vorm zou symbolisch verwijzen naar de vier windrichtingen van de wereld, met daarboven een hemel. Bramante voerde de sloop van de oude basiliek uit en kreeg daardoor de bijnaam ‘de sloopmeester’. Hij stierf echter tijdens de bouw in 1514, toen alleen nog de funderingen voor het koor waren gelegd.
Ondanks de besluiten van Michelangelo was de discussie over centraalbouw versus rechthoekige bouw nog niet helemaal voorbij. Tijdens het Concilie van Trente werd besloten dat moest worden doorgegaan met de bouw van een rechthoekige basiliek. Daarvoor werd architect Carlo Maderno aangesteld. Hij moest Michelangelo’s plan letterlijk verlengen. De kerk kreeg nu alsnog de vorm van een Latijns kruis. Maderno ontwierp ook de klassieke façade, die gebouwd werd tussen 1607 en 1612. Hierdoor is echter de koepel van Michelangelo alleen nog van een grote afstand goed te zien.
De laatste beroemde architect die aan de Pieterskerk heeft gewerkt, is Gianlorenzo Bernini. Hij moest door de aanleg van een groot plein voor de kerk de koepel van Michelangelo beter zichtbaar maken. Hij creëerde een ovalen zuilengalerij met Toscaanse zuilen om het Pietersplein heen. Deze zuilen stralen symbolisch twee armen uit om de pelgrims van over de hele wereld te omarmen bij hun aankomst.
Sint Pieters Basiliek

Slide 30 - Slide

Reformatie en Contrareformatie
De bouw van de St Pieter leidde tot groot protest. Vooral de Duitse priester Luther uitte veel kritiek en door de vele handelscontacten verspreidden die protest zich snel over voornamelijk noord Europa. Dit leidde uiteindelijk tot de Reformatie: het protestantisme. De kerken moeten soberheid uitstralen en de kerk moet meer geld beschikbaar stellen om armoede te bestrijden. Er ontstaat vanuit de katholieke kerk een tegenbeweging om weerstand te bieden aan het opkomende protestantisme. Deze beweging wordt de Contrareformatie genoemd. In de bouwkunst zien we dat de kerken extra rijkelijk versierd worden en in Rome ontstaan brede wegen en prachtige pleinen met grote fonteinen. De Barok is geboren.

Slide 31 - Slide

                    Donato Bramante (1444 - 1514)
                 Tempietto (1502)
vorm van een Grieks kruis met in
het hart een grote koepel
Deze kerk is revolutionair wat betreft plattegrond. Het gaat uit van een Grieks Kruis en een koepel (idee van Bramante) Voorheen was de heilige plek in de kerk helemaal achterin nu wordt het altaar onder de koepel (Michelangelo)geplaatst en staat het daarmee minden in de kerk. Nog steeds streeft met naar volledige symmetrie en harmonie.

Slide 32 - Slide

     Francesco Borromini(1599 - 1667)
  • Leerling van Maderno en Bernini
  • San Carlo alle Quattro Fontane
  • Sant'Agnese in Agone
Van 1634 tot 1637 werkte Borromini aan zijn eerste zelfstandige opdracht, de reconstructie van de kerk van San Carlo alle Quattro Fontane (ook wel bekend als de San Carlino). De voorgevel zou veel later volgen, aan het einde van zijn carrière, die dus met de San Carlino begon en eindigde. (klein kerkje, zo groot als één pijler in de Sint Pieter)
De bouwstijl van de kerk is overduidelijk barok. De kenmerken van de barokkunst zijn beweging, contrast, theatrale effecten en integratie. Deze stijlkenmerken doen een beroep op het gevoel, terwijl de kunst uit de Renaissance meer een beroep deed op het verstand. De stijlkenmerken van de barok vinden we op verschillende manieren terug in de kerk. De entree wijkt met een boog terug, de koepel lijkt naar voren geschoven, en staat nu recht boven de entreepartij. De koepel en torens hebben een ovaal als grondvorm, een van de populairste vormen in de barok, en steken een flink eind omhoog. Al deze kenmerken van de kerk wijzen op een beweeglijkheid in de architectuur, zoals men in de barok gewend is.
Borromini werd door zijn vader opgeleid tot steenhouwer en verhuisde voor verdere studie in dit beroep naar Milaan. Toen hij naar Rome verhuisde in 1619 ging hij werken voor een verre verwant, Carlo Maderno, in de Sint-Pieterskerk. Na het overlijden van Madernosloot Borromini zich aan bij de groep restaurateurs en schilders rond Gian Lorenzo Bernini, waarmee hij de voorgevel van en de uitbreidingen aan Palazzo Barberini afrondde.

Slide 33 - Slide