Vanaf 1945 verstevigde de Sovjet-Unie de greep op de Oost-Europese landen. Samen vormden de Oost-Europese landen het Oostblok. De vroegere minister-president van Engeland, Churchill, noemde de scheiding tussen de Oost- en West-Europese landen een IJzeren Gordijn. Stalin wilde zijn invloedssferen uitbreiden en Truman wilde dat tegenhouden. In 1947 zei hij in de Trumandoctrine dat de Verenigde Staten militair zouden ingrijpen als een land communistisch dreigde te worden.
De Verenigde Staten wilden Europa helpen bij de wederopbouw, ook om te voorkomen dat mensen op communistische partijen zouden stemmen. En als het met Europa economisch beter ging, hadden de Verenigde Staten een afzetmarkt voor hun producten. De Verenigde Staten kwamen met een plan waarin veel geld in Europa wordt geïnvesteerd: het Marshallplan.
Stalin verdacht de Verenigde Staten ervan hun invloed te willen vergroten. Hij verbood de landen in zijn invloedssfeer gebruik te maken van het Marshallplan. Door een blokkade van Berlijn in 1948 probeerde Stalin West-Berlijn binnen zijn invloedssfeer te krijgen. De Amerikanen kwamen West-Berlijn te hulp met een luchtbrug. Stalin beëindigde de blokkade na een jaar.
In 1949 gingen de westelijke bezettingszones samen verder als de Bondsrepubliek Duitsland (West-Duitsland). De Sovjetzone ging verder als de Duitse Democratische Republiek (Oost-Duitsland).