Disk Thema 2 - Bellen en mailen

Wat gaan we doen?

  • DISK nieuw thema  - bellen en mailen
  • Nieuwe woorden
  • Luistertekst

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?

  • DISK nieuw thema  - bellen en mailen
  • Nieuwe woorden
  • Luistertekst

Slide 1 - Slide

In dit thema oefen je met bellen en mailen.

Slide 2 - Slide

Luisteren
We luisteren eerst naar de dialoog in Disk.

Lees dialoog 1 nog een keer met je buurman of buurvrouw.

Slide 3 - Slide

Schrijf een tip om een goed telefoongesprek te voeren.

Slide 4 - Open question

Ik ben ziek.
Ik word wakker en voel me ziek.

Wat moet ik doen?
Wat gebeurt er als ik niet afbel?

Slide 5 - Slide

's ochtends
  • in de ochtend
  • van 7.00 - 12.00  uur
  • zin: Ik drink 's ochtends altijd koffie.
  • zin: 's Ochtends om half 9 begint de school. 

Slide 6 - Slide

's avonds
  • in de avond
  • van 18.00 - 0.00 uur
  • zin: Ik drink 's avonds altijd melk.
  • zin: 's Avonds is het donker. 

Slide 7 - Slide

's middags
  • in de middag
  • van 12-18 uur

  • zin: De leerlingen zijn            's middags vrij. 

Slide 8 - Slide

's nachts
  • in de nacht
  • van 0.00 - 7.00 uur
  • zin: Ik droom 's nachts. 

Slide 9 - Slide

aardig
  • lief 
  • vriendelijk
  • zin: De leerling is heel aardig.
  • zin: De aardige buurman verhuist morgen.

Slide 10 - Slide

de afspraak
  • dat wat je afspreekt
  • waar - wanneer - waarom
  • de afspraak - de afspraken
  • zin: Ik heb een afspraak bij de dokter.
  • zin: Morgen gaat de afspraak niet door. 

Slide 11 - Slide

al
  • eerder dan je dacht 
  • zin: Ik ben al klaar.
  • zin: Ik ga al naar huis.
  • zin: Het is al tijd.
  • zin: Ik ga nu al naar bed.

Slide 12 - Slide

bellen
  • contact hebben met iemand met een telefoon
  • werkwoord 
  • ik bel - wij bellen
  • zin: Ik bel met mijn broer.
  • zin: Ik ga de dokter bellen.

Slide 13 - Slide

beter
  • goed - beter - best 
  • zin: Ik ben beter in taal dan in rekenen.
  • zin: Elke dag wordt mijn Nederlands beter.

Slide 14 - Slide

Nieuwe woorden leren

Schrijf de vertaling op de woordenlijst.

Slide 15 - Slide

Luister naar de tekst 
Dan kan ik niet - roze
Beantwoord daarna de vragen.

Slide 16 - Slide

Joan belt voor een nieuwe afspraak bij de tandarts.

A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

De nieuwe afspraak is op dinsdag om 15.30 uur.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Het is makkelijk om een nieuwe afspraak te maken.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

De assistente vindt het vervelend dat Joan afbelt.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz


1
A
Hij belt.
B
Hij loopt.
C
Hij schrijft.
D
Zij belt.

Slide 21 - Quiz

Ik mag hier .......................
1

Slide 22 - Open question

Latifa was ziek.
Wat vraag je als ze weer op school is?
Gebruik het woord: beter
1

Slide 23 - Open question

Ik help jou.
Dat is ....................
1
A
nooit
B
beter
C
bellen
D
aardig

Slide 24 - Quiz


Ik ben ........... heel lang op school.
A
datum
B
al
C
bellen
D
afspraak

Slide 25 - Quiz

Vragen
  • Hoe lang hebben ze gewacht?
  • Wanneer bellen Freek en Suzan elkaar?
  • Welke activiteit doen ze?

Slide 26 - Slide

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ..................
6
A
's avonds
B
nooit
C
samen
D
regel

Slide 27 - Quiz

Wat is een regel in de klas?
timer
2:00
6

Slide 28 - Open question

Ik ga ................. niet naar school.
6
A
's morgens
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts

Slide 29 - Quiz

Ik beloof de docent dat ik op tijd kom.
Dat is een .......................
1
A
dag
B
datum
C
afspraak
D
beter

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

de post

Slide 33 - Slide