All Right! - Unit 1 - lesson 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Unit 1 lesson 2

Listening

WORDS + GRAMMAR 

GRAMMAR - meervoud

Meervoud van:
car

1. car
2. cars
3. caren
4. cares

Meervoud van:
pizza

1. pizza's
2. pizzas
3. pizza'z
4. pizzaz

Meervoud van:
life

1. life
2. lifes
3. lives
4. livez

Meervoud van:
wolf

1. wolves
2. wolfs
3. wolvs
4. wolfes

Meervoud van:
phone

1. phonez
2. phones
3. phonees
4. phone

Meervoud van:
elf

1. elfs
2. elvs
3. elfes
4. elves

Meervoud van:
knife

1. knife
2. knifes
3. knive
4. knives

Meervoud van:
baby

1. baby's
2. babies
3. babys
4. babie's

Meervoud van:
lady

Meervoud van:
potato

Meervoud van:
box

Meervoud van:
table

Meervoud van:
bus

Meervoud van:
party

Woordenschat

Translate in Dutch:
to shave

Translate in Dutch:
dyed hair

Translate in Dutch:
slightly muscular

Translate in Dutch:
to describe

Translate in Dutch:
moustache

Translate in English:
baard

Translate in English:
eng

Translate in English:
lengte

Translate in English:
litteken

Translate in English:
veranderen

Translate in English:
verwijderen

Translate in English:
steil en golvend haar

Match de juiste vertalingen van de bezittelijke voornaamwoorden.

his

my

her

their

your

our

its

mijn

zijn

jouw

haar

onze

hun

zijn/haar

GRAMMAR: persoonlijke voornaamwoorden

you

me

us

them

him

you

her

it

GRAMMAR: bezittelijke voornaamwoorden

mijn =

jouw =

zijn =

haar = 

zijn/haar =

onze = 

jullie =

hun = 

= van mij

= van jouw

= van hem

= van haar

xxxxxxxxxx

= van ons

= van jullie

= van hen

GRAMMAR: bezittelijke voornaamwoorden

 BIJVOEGELIJK

ZELFSTANDIG

Persoonlijke voornaamwoorden

I

You

She

We

You

They

He

It

Jij/je

Wij/we

Zij (MV)

Ik

Jullie

Hij

Zij (EV)

Het

Match de juiste vertalingen van de bezittelijke voornaamwoorden.

hers

his

yours

theirs

ours

mine

van hen

van haar

van ons

van jouw

van hem

van mij

PERSOONLIJK onderwerp	PERSOONLIJK niet onderwerp
I am talking	You are talking to me
You are talking	I am talking to you
He is talking	I am talking to him
She is talking	I am talking to her
It is talking	I am talking to it
We are talking	You are talking to us
They are talking	I am talking to them

THEY are talking

1. onderwerp
2. niet onderwerp

You give THEM the book

1. onderwerp
2. niet onderwerp

YOU give them the book

1. onderwerp
2. niet onderwerp

SHE walks to school

1. onderwerp
2. niet onderwerp

I am talking to HER

1. onderwerp
2. niet onderwerp

Look at Sara! ___ is wearing a big hat.

1. She
2. hers
3. her
4. his

Are ___ from England?

1. you
2. she
3. he
4. they

Rana can't come to the phone.
___ is in the bathroom

1. they
2. he
3. she
4. her

BEZITTELIJK bijvoeglijk	BEZITTELIJK zelfstandig
That is my book	That book is mine
That is your book	That book is yours
That is his book	That book is his
That is her book	That book is hers
That is our book	That book is ours
That is their book	That book is theirs

That book is MINE.

1. bijvoeglijk
2. zelfstandig

I lost MY pen.

1. bijvoeglijk
2. zelfstandig

THEIR dog is black.

1. bijvoeglijk
2. zelfstandig

That dog is OURS.

1. bijvoeglijk
2. zelfstandig

Give it back, that book is ___!

1. mine
2. me
3. my
4. from I

Where are ____ friends?

1. you're
2. your
3. you
4. yours

I found a book. Is it ____?

1. your
2. you
3. from you
4. yours

That dog is not ____

1. they
2. theirs
3. their
4. they're