3M oefenvragen Voortplanting en seksualiteit

3M oefenvragen Voortplanting en seksualiteit
1 / 53
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3M oefenvragen Voortplanting en seksualiteit

Slide 1 - Slide

Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het mannelijke geslachtsorgaan?
zaadbal
bijbal
prostaat
zaadblaasje
penis
zaadleider
1
2
3
4
5
6
7

Slide 2 - Drag question

23) In de afbeelding zie je het voortplantingsstelsel van de man. De organen zijn met een letter aangegeven. Welke letter geeft de bijbal aan? En welke letter de Prostaat?
Prostaat
P
Q
S
T
R
U
Bijbal

Slide 3 - Drag question

Door welke delen van het voortplantingsstelsel gaan zaadcellen achtereenvolgens vanaf de teelballen tot buiten het lichaam?
Teelballen - _____________ - _____________ - _____________
zaadleider
urinebuis
bijballen

Slide 4 - Drag question

In het schema staan functies van organen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel beschreven. Sleep het juiste orgaan naar de juiste functie.
vagina
eierstokken
eileiders
baarmoeder
binnenste schaamlippen
clitoris

Slide 5 - Drag question

De baarmoeder en de eierstokken maken deel uit van het voortplantingsstelsel van een vrouw.
Maak de zinnen compleet.

De ontwikkeling van een embryo kan
 plaatsvinden.
De productie van geslachtscellen kan
 plaatsvinden.
Alleen in de baarmoeder 
Alleen in de eierstok 

Slide 6 - Drag question

In de tabel staan drie delen van het mannelijk voortplantingsstelsel.
→ Geef in de tabel met een kruisje aan of het deel zich in de balzak bevindt of niet.

Bijbal
Prostaat
Teelbal

Slide 7 - Drag question

In de afbeelding is onder andere het voortplantingsstelsel van een man weergegeven. In welk deel worden de spermacellen aangemaakt?

Sleep de X naar de juiste plek.
X

Slide 8 - Drag question

Op welke volgorde gaat een zaadcel door het mannelijke voortplantingsstelsel bij het ejaculeren? Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
1
2
3
4
5
urinebuis
prostaat
zaadleider
bijbal 
teelbal 

Slide 9 - Drag question

Sleep de  namen naar het juiste cijfer
teelbal
zwellichaam
prostaat
zaadblaasje
bijbal

Slide 10 - Drag question

Aanmaken van zaadcellen
Gevoelig voor prikkels
Kunnen zich vullen met bloed
Tijdelijk opslaan van zaadcellen
Vervoeren zaadcellen
Voegt vocht toe aan de zaadcellen 
Elk onderdeel van het mannelijk voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.
Kies bij elke taak het juiste orgaan.

prostaat
bijbal
eikel
teelbal
zwellichaam
zaadleider

Slide 11 - Drag question



Zet de namen op de juiste plek in de afbeelding.
vagina
eierstok
eierleider
baarmoeder
urinebuis
blaas

Slide 12 - Drag question

Hieronder zie je een schematische tekening van het voortplantingsstelsel van de vrouw. 
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.

Vagina
Urineblaas
Urinebuis
Eileider
Baarmoeder
Eierstok

Slide 13 - Drag question

Gevoelig voor prikkels.
Hier vindt de ontwikkeling van eicellen plaats.
Hier vindt de ontwikkeling van het ongeboren kind plaats.
Hier komt het sperma bij de geslachtsgemeenschap.
Vervoeren van eicellen.
Vormen slijm waardoor de toegang tot de vagina gladder wordt.
Elk orgaan van het vrouwelijke voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.
Kies bij elke taak het juiste orgaan.
eierstokken
binnenste schaamlippen
baarmoeder
clitoris
eileiders
vagina

Slide 14 - Drag question

In de                        zitten de onrijpe                 in de                 .
Wanneer de eicel rijp is vindt er een                   plaats.
De rijpe eicel komt na de ovulatie in de                .
De eileider vervoert de            naar de                           . 
Tijdens de                         wordt het baarmoederslijmvlies dikker.
eicelrijping
eicel
eisprong
eierstokken
baarmoeder
eileider
follikels
eicellen

Slide 15 - Drag question



Zet de namen op de juiste plek in de afbeelding.
Vagina
Eierstok
Eileider
Baarmoeder

Slide 16 - Drag question

Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet

Slide 17 - Quiz

Coïtus interuptus betekent...
A
dat de man zich terugtrekt vlak nadat hij is klaargekomen
B
dat de man zich terugtrekt voordat hij klaarkomt
C
de vrouw goed aangeeft wanneer zij er klaar voor is
D
dat de vrouw aangeeft wanneer de man zich moet terugtrekken

Slide 18 - Quiz

Twee weken na de eerste dag van de menstruatie is de vrouw meestal vruchtbaar
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Als je de pil slikt kun je niet zwanger worden
A
klopt niet, ook als je de pil slikt kun je zwanger worden
B
klopt, ook als je hem af en toe vergeet
C
klopt, mits je hem goed gebruikt

Slide 20 - Quiz

Er is maar één anticonceptiemiddel dat tegen zwangerschap én soa's bescherming biedt en dat is
A
het pessarium
B
het condoom
C
de prikpil
D
geheel onthouding

Slide 21 - Quiz

Wanneer je geslachtsgemeenschap hebt tijdens de menstruatie van de vrouw, kan zij niet zwanger worden
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 22 - Quiz

Wat is de functie van onderdeel 4?

Slide 23 - Open question

Wat is de functie van onderdeel 1?

Slide 24 - Open question

Waar vindt de
bevruchting plaats?
A
Baarmoeder
B
Vagina
C
Eileider
D
Eierstok

Slide 25 - Quiz


In welk van de aangegeven delen vinden de eerste delingen van een eicel plaats, direct na de bevruchting?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quiz

Sleep de begrippen naar de juiste vakjes
Ovulatie
Menstruatie
Menstruatie

Slide 27 - Drag question

Ovulatie
Bevruchting
Celdeling
Innesteling

Slide 28 - Drag question

Innesteling
Ovulatie
Menstruatie

Slide 29 - Drag question

Hoe lang is een vrouw zwanger
A
9 maanden
B
11 maanden
C
1 jaar
D
8 maanden

Slide 30 - Quiz

Wat is een embryo?
A
een ander woord voor 'moederkoek'
B
een ander woord voor 'placenta'
C
het ongeboren kindje
D
zorgt voor voedsel in de baarmoeder.

Slide 31 - Quiz

Waarom zit een embryo met de navelstreng vast aan de placenta?
A
Deze beschermt het embryo tegen stoten, uitdrogen en wisseling van temperatuur .
B
om het bloed uit te wisselen met de moeder.
C
Hierdoor stromen voedingstoffen naar het toe. Afvalstoffen gaan van embryo naar placenta.
D
Om gehecht te raken aan de moeder.

Slide 32 - Quiz

Welk orgaan heeft als
functie productie
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasje

Slide 33 - Quiz

Heeft een eeneiige tweeling altijd hetzelfde geslacht? En een tweeeiige tweeling?
A
Beide hebben altijd hetzelfde geslacht
B
Alleen eeneiige hebben altijd hetzelfde geslacht
C
Alleen tweeeiige hebben altijd hetzelfde geslacht
D
Geen van beide hebben altijd hetzelfde geslacht

Slide 34 - Quiz

Een twee-eiige tweeling is een tweeling die ontstaan is uit?
A
één eicel en één zaadcel
B
twee eicellen en twee zaadcellen
C
één eicel en twee zaadcellen
D
twee eicellen en 1 zaadcel

Slide 35 - Quiz

Tweelingen kunnen eeneiig en twee-eiig zijn. Waaruit is een eeneiig tweeling ontstaan?
A
Een eicel en twee zaadcellen.
B
Een eicel en een zaadcel.
C
Twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 36 - Quiz

Een gezin heeft twee tweelingen. Tweeling A is een jongen en een meisje, tweeling B zijn twee jongens. Wat voor soort tweelingen zijn A en B?
A
Tweeling A is een-eiig, Tweeling B is twee-eiig
B
Tweeling A is een-eiig Tweeling B is een-eiig
C
Tweeling A is twee-eiig Tweeling B is twee of een-eiig
D
Tweeling A is twee-eiig Tweeling B kan een- of twee-eiig zijn

Slide 37 - Quiz

Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Weeën zorgen ervoor dat Baarmoederhals wijder wordt
Kind wordt naar buiten gebracht met pers weeën
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

Slide 38 - Drag question

Zet de volgende fasen van de geboorte in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
uitdrijving
ontsluiting
nageboorte
geboorte

indaling

Slide 39 - Drag question

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling
Hetzelfde DNA
tweeling kan een jongetje en een meisje zijn
Een eicel is bevrucht door twee zaadcellen
1 keer bevruchting
2 keer bevruchting

Slide 40 - Drag question

Bloedvat van de moeder
Embryo
Navelstreng
Tussenlaag
Vruchtwater
Baarmoederwand
Bloedvat van de embryo
Placenta
Vruchtvliezen

Slide 41 - Drag question

Placenta
Embryo met navelstreng
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 42 - Drag question

Bij een vrouw die zwanger wordt, vindt een aantal processen plaats.
Zet de volgende processen in de goede volgorde. 
1
2
3
4
5
6
ovulatie
bevruchte eicel groeit uit tot klompje cellen
geboorte
ontwikkeling van het embryo
bevruchting
innesteling

Slide 43 - Drag question

Welke (slag)ader vervoert wat in de navelstreng?

1
2
A zit vast aan de foutus
B is richting de placenta
zuurstof
koolstofdioxide
voedingsstoffen
afvalstoffen

Slide 44 - Drag question

Welk orgaan heeft als
functie tijdelijke opslag
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes

Slide 45 - Quiz

Welk hormoon beïnvloed de werking van de eierstokken?
A
Een hormoon uit de bijnieren
B
Een hormoon uit de alvleesklier
C
Een hormoon uit de hypofyse
D
Een hormoon uit de schildklier

Slide 46 - Quiz

Welke letter geeft
een eierstok aan?
A
P
B
Q
C
S
D
R

Slide 47 - Quiz

Welke letter geeft
het orgaan aan waarin
een embryo zich innestelt?
A
Q
B
P
C
R
D
S

Slide 48 - Quiz

De eisprong is het vrijkomen van een eicel uit de eierstok, wat is een ander woord voor eisprong?

Slide 49 - Open question

Wat is de functie van een zaadblaasje?
A
Opslag spermacellen
B
Vorming spermacellen
C
Vorming zaadvocht
D
Veroorzaken erectie

Slide 50 - Quiz

Waar in het voortplantingsstelsel van een jongen worden geslachtshormonen gemaakt?
A
In de prostaat
B
In de teelballen
C
In de zaadblaasjes
D
In de zwellichamen

Slide 51 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken
A
Penis, vagina, borsten en schaamhaar
B
Schaamhaar, borsten en baard in de keel
C
Eierstokken en zaadballen
D
Bredere heupen, eicellen en schaamhaar

Slide 52 - Quiz

Wat is GEEN secundair geslachtskenmerk?
A
Schaamhaar
B
Zwaardere stem
C
Penis
D
Dikkere spieren

Slide 53 - Quiz