Grammar Unit 4

Bezitvorm
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bezitvorm

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Imperative ( Gebiedende wijs)
Wel doen/ Niet doen 

Slide 3 - Slide

Sta op! Doe de deur dicht! Scheer je weg! Dit zijn allemaal voorbeelden van de gebiedende wijs. In de gebiedende wijs beveel je iemand om iets te doen.

 voorbeelden van zinnen die in de gebiedende wijs staan in het Nederlands of in het Engels:




- Eet met je mond dicht.
- Kijk uit!
- Ga naast je broer staan.
- Niet over het gras lopen!
- Pas op!
- Doe de koelkastdeur dicht.
-Give me that glass of milk.
- Don't open the fridge, please.
- Go away!
- Walk across that bridge.
- Sit down and don't say a word.
- Tell me something funny.

Slide 4 - Slide

Met de gebiedende wijs (the imperative) zeg je dat iemand iets moet doen. Dit kun je bedoelen als bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing. In het Engels begint de gebiedende wijs altijd met het hele werkwoord zonder to.



Je kunt de gebiedende wijs ook gebruiken om te zeggen dat iemand iets niet moet doen. Je gebruikt dan altijd don't vóór het werkwoord.

- Run away son!
- Hand that book over to me, John.
- Tell me the final score.
- Don't put your towel over there
- Don't ask me to come over.
- Don't invite him to my party, Jennifer.

Slide 5 - Slide

Met de gebiedende wijs (the imperative) zeg je dat iemand iets moet doen. Dit kun je bedoelen als bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing.

In het Engels begint de gebiedende wijs altijd met het hele werkwoord zonder to.
Je kunt de gebiedende wijs ook gebruiken om te zeggen dat iemand iets niet moet doen. Je gebruikt dan altijd don't vóór het werkwoord.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm

Slide 9 - Slide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
De gerund is een ing-vorm van een woord.
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

Slide 10 - Slide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
Je gebruikt deze vorm in 3 situaties:
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

> Als onderwerp van een zin.
> Na bepaalde werkwoorden.
> Na voorzetsels.

Slide 11 - Slide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
I love singing.

De gerund gebruik je na de volgende werkwoorden:
- love              - enjoy           - begin              - end
- hate             - like               - start                - finish

Slide 12 - Slide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.3 Gerund
ING-vorm
I am good at playing soccer.

De gerund gebruik je na voorzetsels, zoals:
- at              - of                  - with              - to
- after         - about          - in                   - from
- by             - on                 - for                 - like

Slide 13 - Slide

Gerund?
"My friend is good at ... (to make) breakfast."
A
to make
B
make
C
makeing
D
making

Slide 14 - Quiz

Gerund?
"He likes ... (to read) books."
A
to read
B
read
C
reading

Slide 15 - Quiz

Gerund?
"... (to write) stories can be fun."
A
to write
B
write
C
writing

Slide 16 - Quiz

Gerund?
"She managed ... (to communicate) with them."
A
to communicate
B
communicate
C
communicating

Slide 17 - Quiz

Gerund?
"I just finished ... (to run)."
A
to run
B
run
C
running

Slide 18 - Quiz

Gerund?
"She started ... (to swim) again after seven years."
A
to swim
B
swim
C
swimming

Slide 19 - Quiz


Denk je dit onderwerp nu onder de knie te hebben?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga er nog even mee oefenen.
C
Jawel, maar ik zou het toch nog eens samen willen doornemen.
D
Ik snap er niks van.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

This, That, These, Those

Slide 22 - Slide

De aanwijzende voornaamwoorden (demonstrative pronouns) gebruik je om naar iets te refereren of letterlijk te wijzen. In de Engelse taal kennen we de volgende aanwijzende voornaamwoorden: this, that, these en those.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

De aanwijzende voornaamwoorden (demonstrative pronouns) gebruik je om naar iets te refereren of letterlijk te wijzen. In de Engelse taal kennen we de volgende aanwijzende voornaamwoorden:

- this dit / deze
- that dat / die
- these dit / deze
- those dat / die

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

die mensen= .........people
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 27 - Quiz

deze tafel = ......... table
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 28 - Quiz

dat huis = ........ house
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 29 - Quiz

(dichtbij) ____ dress
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 30 - Quiz

this, that, these, those

... colours look beautiful on you!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 31 - Quiz

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 32 - Quiz

... balloons here are nicer than .....ones over there.
A
Those, these
B
These, those
C
This, that
D
That, this

Slide 33 - Quiz

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Extra practice exercises 

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link