This lesson contains 14 slides, with text slides and 4 videos.
a: vaste activa: gaat langer dan 1 jaar mee
b: vlottende activa gaat korter dan 1 jaar mee
c. liquide middelen
1. voorraad goederen
2. debiteuren: klanten waarvan je nog geld krijgt
1. Bank
2. Kas
a: eigen vermogen
b: vreemd vermogen op lange termijn
c: vreemd vermogenop korte termijn
a. hypotheek
banklening