Les 4 Basiszorg anatomie

 Anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat 
Anatomie = Ontleedkunde

Fysiologie = De studie hoe het lichaam werkt. Het kijkt naar hoe organen, weefsels en cellen hun taken uitvoeren
1 / 38
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

 Anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat 
Anatomie = Ontleedkunde

Fysiologie = De studie hoe het lichaam werkt. Het kijkt naar hoe organen, weefsels en cellen hun taken uitvoeren

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Inleiding tot het bewegingsapparaat
Definitie: Het bewegingsapparaat omvat alle structuren die betrokken zijn bij beweging; botten, spieren, gewrichten en bindweefsel.

Functies: Ondersteuning, beweging, bescherming van organen, opslag van mineralen, en productie van bloedcellen.

Slide 3 - Slide

BINDWEEFSEL

Slide 4 - Slide

Botten en skelet
Aantal botten: het menselijk lichaam heeft 206 botten.
Soorten botten: Lange botten (bijv. dijbeen), korte botten (bijv. handwortelbeentjes), platte botten (bijv. schedel), en onregelmatige botten (bijv. wervels).
Functies van botten: Ondersteuning, bescherming, beweging, opslag van mineralen (zoals calcium en fosfaat), en hematopoëse (bloedcelvorming).

Slide 5 - Slide

Ondersteuning 
Bescherming 
Beweging 
Opslag van mineralen (zoals calcium en fosfaat) en hematopoëse (bloedcelvorming).
*vorming en ontwikkeling van bloedcellen in het beenmerg.

Slide 6 - Slide

Spieren en spierstelsel
Soorten spieren: Skeletspieren (bewuste controle), gladde spieren (onbewuste controle, bijv. in organen), en hartspier (onbewuste controle, specifiek voor het hart).
Functie van spieren: beweging, handhaving van houding, warmteproductie.
Spiercontractie:  spieren trekken samen door middel van actine en myosine filamenten.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Gewrichten en beweging
Scharniergewricht: beweging in één richting (bijv. knie, elleboog).
Kogelgewricht: beweging in meerdere richtingen (bijv. schouder, heup).
Draaigewricht: rotatie rond een as (bijv. de nek).
Zadelgewricht: beweging in twee richtingen (bijv. duim).
Ellipsoïde gewricht: beweging in twee richtingen, maar geen rotatie (bijv. pols).
Vlak gewricht: glijdende bewegingen (bijv. tussen de handwortelbeentjes).

Slide 11 - Slide

Scharniergewricht (K,E)
Kogelgewricht (S,H)
Draaigewricht (Nek)
Zadelgewricht (duim)
Vlak gewricht (HWB)

Slide 12 - Slide

Bindweefsel en ondersteuning
Soorten bindweefsel: Pezen (verbinden spieren met botten), ligamenten (verbinden botten met botten), kraakbeen (beschermt gewrichten en ondersteunt structuren).
Functies van bindweefsel: Ondersteuning, bescherming, verbinding van verschillende lichaamsdelen en opslag van energie (in vetweefsel).

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Pauze

Slide 17 - Slide

Wat is het verschil tussen slagaders en aders?
A
Slagaders vervoeren zuurstof en voedingsstoffen naar je organen en weefsels .
B
Alle antwoorden zijn juist
C
Aders vervoeren afvalstoffen vanuit de organen
D
Slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed en aders zuurstofarm bloed

Slide 18 - Quiz

Noem alle uitscheidingsorganen?
A
huid, longen, lever & nieren
B
darm, huid & navel
C
huid, oren & neus
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 19 - Quiz


Geeft getal 4 de linker nier
of de rechter nier aan ?
A
Links
B
Rechts

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
D
Zuiveren de Urine

Slide 21 - Quiz

Nieren
Bekijk de afbeelding

De urine wordt gevormd in de beide nierbekkens
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

De schouder heeft een kogelgewricht
A
onjuist
B
juist
C
meestal
D
soms

Slide 24 - Quiz

Het kniegewricht is een zadelgewricht.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Wat voor gewricht is dit?

A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
beengewricht
D
kraakgewricht

Slide 26 - Quiz


 In de afbeelding is een gewricht getekend.
Welk gewricht?

A
Een heupgewricht.
B
Een kniegewricht.
C
Een schoudergewricht.
D
Een enkelgewricht.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Spijsvertering is:
A
Elke maaltijd eten volgens de schijf van vijf
B
het proces waarbij voedsel door het lichaam wordt verwerkt.
C
Eten om de nodige voedingsstoffen binnen te krijgen

Slide 29 - Quiz

de spijsvertering begint bij de .....
A
B
C
D

Slide 30 - Quiz

Je hart is een...
A
bot
B
spier
C
bloedvat
D
zenuw

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Video


Het hart is:
A
een orgaanstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 33 - Quiz

Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Wat is de 4e slaapfase?
A
Diepste slaap
B
Oppervlakkige slaap
C
Remslaap ( dromen )
D
Hazenslaapje

Slide 36 - Quiz

Welke slaapfase versterkt het geheugen?
A
Rem fase
B
Non-Rem fase
C
Diepe slaap
D
Apneu

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide