Basiszorg anatomie + palliatieve zorg

Palliatieve zorg

1 / 29
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Palliatieve zorg

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is palliatieve zorg?
A
Kwantitatief goede zorg
B
Zorg door verschillende medici
C
Zorg die niet tot doel heeft te genezen maar zorg met goede kwaliteit
D
Zorg met doel genezen en met oog op goede kwaliteit

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Link

Vijf houdingen t.a.v. 'de dood'
1. rationele houding. 2. onbevangen houding

Wat zijn de overige 3 houdingen?
A
proactief algemeen goedbedoeld
B
proactief sociaal rationeel
C
sociaal rooms-katholiek interactief
D
normaal abnormaal sociaal

Slide 5 - Quiz

Palliatieve zorg heeft ook betrekking op de naasten van de zorgvrager
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Palliatieve zorg is gericht op?
A
zo lang mogelijk blijven leven
B
kwaliteit van sterven
C
kwaliteit van leven
D
voorbereiden op een operatie

Slide 7 - Quiz

Elke cultuur en godsdienst kent een eigen visie op de dood.
Welke 3 visies zijn er (globaal) over 'de dood'
Welke 3?
A
"Dood is dood" opvatting
B
De dood als overgangsfase naar een volgend leven
C
De dood als een overgang naar een nieuwe vorm van leven
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen slagaders en aders?
A
Slagaders vervoeren zuurstof en voedingsstoffen naar je organen en weefsels .
B
Alle antwoorden zijn juist
C
Aders vervoeren afvalstoffen vanuit de organen
D
Slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed en aders zuurstofarm bloed

Slide 9 - Quiz

Noem alle uitscheidingsorganen?
A
huid, longen, lever & nieren
B
darm, huid & navel
C
huid, oren & neus
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quiz


Geeft getal 4 de linker nier
of de rechter nier aan ?
A
Links
B
Rechts

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
D
Zuiveren de Urine

Slide 12 - Quiz

Nieren
Bekijk de afbeelding

De urine wordt gevormd in de beide nierbekkens
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

De schouder heeft een kogelgewricht
A
onjuist
B
juist
C
meestal
D
soms

Slide 15 - Quiz

Het kniegewricht is een zadelgewricht.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat voor gewricht is dit?

A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
beengewricht
D
kraakgewricht

Slide 17 - Quiz


 In de afbeelding is een gewricht getekend.
Welk gewricht?

A
Een heupgewricht.
B
Een kniegewricht.
C
Een schoudergewricht.
D
Een enkelgewricht.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

Spijsvertering is:
A
Elke maaltijd eten volgens de schijf van vijf
B
het proces waarbij voedsel door het lichaam wordt verwerkt.
C
Eten om de nodige voedingsstoffen binnen te krijgen

Slide 20 - Quiz

de spijsvertering begint bij de .....
A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

Je hart is een...
A
bot
B
spier
C
bloedvat
D
zenuw

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video


Het hart is:
A
een orgaanstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 24 - Quiz

Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video

Wat is de 4e slaapfase?
A
Diepste slaap
B
Oppervlakkige slaap
C
Remslaap ( dromen )
D
Hazenslaapje

Slide 27 - Quiz

Welke slaapfase versterkt het geheugen?
A
Rem fase
B
Non-Rem fase
C
Diepe slaap
D
Apneu

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide