Thema 5 Industrie gehaltes en massaverhoudingen

Gehaltes en massaverhoudingen
Doel: Je berekent de massa van een stof die bij een reactie betrokken is en je betrekt hierbij de doelmatigheid van het gebruik van stoffen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Gehaltes en massaverhoudingen
Doel: Je berekent de massa van een stof die bij een reactie betrokken is en je betrekt hierbij de doelmatigheid van het gebruik van stoffen.

Slide 1 - Slide

Planning
1. Opdrachten vorige week gehaltes bespreken
2. Massaverhoudingen
3. Opdrachten

Slide 2 - Slide

Opdrachten vorige week
1. Van zo'n 900 chemische stoffen is een veiligheidskaart opgenomen in het boek "Chemiekaarten". Hierop staan gegevens voor veilig werken. Waterstofperoxide (H2O2) heeft drie aparte kaarten: voor de volumepercentages 10%, 35% en 50%.
Bereken hoeveel mL waterstofperoxide aanwezig is in 500 mL water met een volume-% van 35%.


Slide 3 - Slide

Antwoord opdracht 1

Slide 4 - Slide

Opdrachten vorige week
2. We produceren gemiddeld 489 kg afval per persoon per jaar. Ruim de helft van dit afval wordt gescheiden ingeleverd. Gemiddeld wordt er voor 9 kg aan verpakkingsplastic per jaar ingeleverd.

Bereken hoeveel procent we aan verpakkingsplastic per jaar weggooien. Geef je antwoord in 1 decimaal weer.

Slide 5 - Slide

Antwoord opdracht 2

Slide 6 - Slide

Opdrachten vorige week
4. Een hoeveelheid van 250 gram soldeer bevat 100 gram tin. Wat is het massapercentage tin in soldeer?

Slide 7 - Slide

Antwoord opdracht 4

Slide 8 - Slide

Opdrachten vorige week
Al je iets wilt verven, moet je het te schilderen oppervlak eerst reinigen. Daarvoor kan ammonia worden gebruikt. In een bouwmarkt wordt voor dit doel ook een ander schoonmaakmiddel, St Marc®, verkocht. Vincent heeft in de bouwmarkt een pak St Marc gekocht.
Wanneer Vincent het pak met St Marc openmaakt, vindt hij dat het erg veel op soda lijkt. Vincent doet enkele proeven om St Marc te onderzoeken.

Proef 1: Om te bepalen of St Marc, net als soda, 63 massaprocent water bevat, gaat hij als volgt te werk. In een reageerbuis met een massa van 10,51 gram doet hij 1,86 gram St Marc. Vervolgens verwarmt hij de reageerbuis totdat er geen waterdamp meer vrijkomt. Na afloop is de massa van de reageerbuis met inhoud 11,42 gram.
Bereken het massapercentage water in St Marc met behulp van de gegevens van proef 1.

Slide 9 - Slide

Antwoord opdracht 5

Slide 10 - Slide

Opdrachten vorige week
3. PVC (polyvinylchloride) is een polymeer dat je veel tegenkomt als afvoerbuis. PVC is opgebouwd uit het monomeer chlooretheen (C2H3Cl). De massa van dit monomeer bedraagt 62,494 u. De massa van een chlooratoom bedraagt 35,45 u.

Bereken het massapercentage chloor in PVC.
Geef je antwoord in gehele procenten.

Slide 11 - Slide

Antwoord opdracht 3

Slide 12 - Slide

Hoe reken je met de massa van moleculen
Opdracht: Bereken het massa% waterstof in suiker.
1. Bereken de massa van suiker.
2. Bereken de massa van waterstof.
3. Vul de formule of tabel in

Slide 13 - Slide

Massaverhouding
De wet van lavoisier: De totale massa van de deelnemende stoffen voor reactie = De totale massa van de ontstane stoffen na reactie
Er gaat geen massa verloren

Bijvoorbeeld: Verbranding van aardgas
aardgas + zuurstof --> water + koolstofdioxide
CH4 + 2 O2 --> 2 H2O + CO2
Stoffen reageren in een vaste verhouding

Slide 14 - Slide

Massaverhouding
Bijvoorbeeld: Verbranding van aardgas
aardgas + zuurstof --> water + koolstofdioxide
CH4 + 2 O2 --> 2 H2O + CO2

Stoffen reageren in een vaste verhouding

Als er 45 g aardgas wordt verbrand. Hoeveel gram zuurstof is er voor nodig?
Verhouding is 1 : 2 dan is er 45 x 2 = 90 gram zuurstof nodig.

Slide 15 - Slide

Voorbeeld 2
Oxaalzuur en krijt reageren met elkaar in de massaverhouding 9,0 : 10. Bereken hoeveel gram krijt maximaal kan reageren met 23 g oxaalzuur.

Kruistabel:
23 x 10 / 9,0 = 25,6 gram

Oxaalzuur
Krijt
9,0
10
23
?

Slide 16 - Slide

Voorbeeld 3
Bij het verbranden van chroom ontstaat chroomoxide. Uit 13 gram chroom ontstaat bij volledige verbranding 19 gram chroomoxide. Bereken in welke massaverhouding chroom, zuurstof en chroomoxide met elkaar reageren en ontstaan. Tip: geef eerst het reactieschema.

Chroom + zuurstof --> chroomoxide

Chroom
Zuurstof
chroomoxide
reactieschema
13 gram
19 gram
informatie tekst
19 - 13 = 6 gram
wet lavoisier

Slide 17 - Slide

Opdracht 1. Magnesiumoxide en zoutzuur reageren met elkaar in de massaverhouding 58,3 : 73,0. Bereken hoeveel gram magnesiumoxide maximaal kan reageren met 100 g zoutzuur.

Slide 18 - Open question

Bij de ontleding van 8,0 gram zilverchloride is 2,0 gram chloorgas ontstaan. Bereken hoeveel gram zilverchloride er ontleed moet worden om 8,0 g zilver te verkrijgen. Tip: geef eerst het reactieschema.

Slide 19 - Open question

De massaverhouding zoutzuuroplossing:kalk is 50,0:6,0
Kalkaanslag kan met een zoutzuuroplossing verwijdert worden. Hoeveel van de oplossing is nodig om 10,0 g kalk te verwijderen?

Slide 20 - Open question

Bij het verbranden van chroom ontstaat chroomoxide. Uit 13 gram chroom ontstaat bij volledige verbranding 19 gram chroomoxide. Bereken in welke massaverhouding chroom, zuurstof en chroomoxide met elkaar reageren en ontstaan. Tip: geef eerst het reactieschema.

Slide 21 - Open question

Waterstofchloridegas en ammoniakgas reageren in de
massaverhouding 3,6 : 1,7.
Maak bij de volgende berekeningen gebruik van deze massaverhouding.
Als er 10,8 g waterstofchloride en 5,1 g ammoniak volledig met elkaar reageren ontstaat er hoeveel g salmiak?

Slide 22 - Open question

Waterstofchloridegas en ammoniakgas reageren in de
massaverhouding 3,6 : 1,7.
Maak bij de volgende berekeningen gebruik van deze massaverhouding.
Hoeveel gram ammoniak is nodig om met 7,2 g waterstofchloride volledig te reageren?

Slide 23 - Open question

Tin reageert met broom in de massaverhouding 3,0 : 4,0. Tin(II)bromide wordt hierbij gevormd. Bereken hoeveel gram tin(II)bromide er maximaal kan ontstaan wanneer 40 g tin reageert met voldoende broom.

Slide 24 - Open question

In een automotor reageert benzine met zuurstof in de massaverhouding 11,4:41,0

a. Hoeveel kilogram zuurstof is nodig als er 1,0 kg benzine moet reageren?
b. Welke stof is er in overmaat als er 27,5 g benzine met 115,0 g zuurstof reageren?

Slide 25 - Open question