V2: W.06: L. 3.3 Sprechen

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Distanzunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Camera aan en microfoon gedempt! :)

1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Distanzunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Slide 1 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Let op! s.o. deze week
  2. Planner durchnehmen.
  3. Grammatik C erklären 
  4. Übungen dazu machen.


             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Je weet wat zinsontleding betekent.
  • Je weet wat het onderwerp, meewerkend voorwerp en het lijdend voorwerp van de zin is.

Slide 3 - Slide

Wat weet jij over:
zinnen ontleden ?

Slide 4 - Mind map

Wat weet jij over:
naamvallen ?

Slide 5 - Mind map

Lektion 3.4: Übungen 13 und 14
Übung  13
  • Zinnen ontleden.
  • Erst machen wir 3 Sätze zusammen.
  • Danach selbst arbeiten.
  • Arbeitet in Na Klar Online!!!

Slide 6 - Slide

Lektion 3.3: Übungen 1
Übung  1
... Montag sehen meine Freundin oft einen Film.
Moet worden: Am Montag sieht meine Freundin oft einen Film.
2] Am Wochenende fahre ich gern Fahrrad. 
3] Um fünf Uhr isst er nie Chips.

Slide 7 - Slide

Lektion 3.3: Übungen 1, 4, 6 und 7
Übung  4
  • Hörtext hören (Sport)
  • Erst hören wir die Texte zusammen an.
  • Danach 10 Minuten selbst arbeiten.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je het voorzetsel am?
A
tijdstip
B
seizoenen en maanden
C
dagdelen dag van de week datum

Slide 10 - Quiz

Wanneer gebruik je het voorzetsel um?
A
tijdstip
B
dagdelen dag van de week datum
C
tijdsduur

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je het voorzetsel von...bis?
A
tijdsduur
B
dagdelen dag van de week datum
C
tijdstip
D
maanden en seizoenen

Slide 12 - Quiz

H3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 77.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du H4 und H5 auf S. 126 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 13 - Slide

A3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 89.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du W2 und W5 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 14 - Slide

H3 - Wiederholung K. 11
Mache Aufgabe 17.4 und 17.5 auf S. 80.
17.5 macht ihr alleine. Schreibe bitte die Fragen und Antworten in deinem Heft.

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: mach danach Aufgabe 17.6 auf S. 81.
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 15 - Slide

H3 - Schreibecke 
Mache Aufgabe 16.1 und 16.2 auf S. 75-76.
16.2 macht ihr in Word. Reich deinen Brief auf It's Learning ein.

Ihr habt 15 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
15:00
TIP: 

Slide 16 - Slide

Tschüs-Ticket!
  • De drie leerdoelen van vandaag.
  • Al gehaald tijdens les?
  • Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?

Slide 17 - Slide

Je kent de regels van de (keuze)voorzetsels en kan dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 18 - Quiz

Je kent het persoonlijk voornaamwoord in het Duits en kunt dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 19 - Quiz

Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 20 - Quiz