H7: Activiteitendiagrammen

Week 7: Activiteitendiagrammen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Software DeveloperMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Week 7: Activiteitendiagrammen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

https://www.visual-paradigm.com/guide/uml-unified-modeling-language/what-is-activity-diagram/

Slide 4 - Slide

Symboliek

Slide 5 - Slide

Activiteit
Een activiteit (proces) wordt getekend als een afgeronde rechthoek met daarin de naam van de activiteit. Voor elke activiteit is er over het algemeen een use-case (maar niet voor elke use-case is er een activiteit.


Status
Het uitvoeren van een activiteit zorgt dat de status van het object dat het proces doorloopt verandert. Er is een inkomende status van de activiteit en een uitgaande status. De status wordt getekend als een pijl met de naam van de status. De activiteit aan het begin van de pijl is de bronactiviteit van de status van de pijl. De activiteit aan het eind van de pijl is de doelactiviteit van de pijl.
Elke status heeft een naam (is een eigen keuze besteld / te betalen), zodat het altijd mogelijk is om te zien wat de status van een object is.

Slide 6 - Slide

De startactiviteit / Start activity
De startactiviteit van een proces is een gevulde cirkel, waaruit de pijl van de beginactiviteit komt. Het uitvoeren van de startactiviteit maakt het object waarop het proces van toepassing aan.
Een proces heeft altijd één of meerdere startactiviteiten. Uit een startactiviteit komt altijd een pijl, maar er gaat er nooit een naartoe.
De eindstatus / Final state
Een eindstatus van een proces wordt getekend als een bolletje in een cirkel. Als een object een eindstatus heeft, kan de status niet
meer veranderen. De naam van de eindstatus staat bij het bolletje in de cirkel, in plaats van bij de pijl. Vanuit een eindstatus vertrekt nooit een pijl. Het proces kan 0,1 of meerdere
eindstatussen hebben. Als een proces geen eindstatus heeft, kan de status van een object wat het proces doorloopt altijd nog wijzigen. Naar een eindstatus gaan altijd 1 of meer pijlen.

Slide 7 - Slide

Oefening 1
Basisvormen activiteitendiagram

Neem het diagram over en vul de termen aan de rechterzijde in.

Slide 8 - Slide

timer
1:00

Slide 9 - Slide

Zwembanen
Er kunnen binnen een proces meerdere personen actief zijn. Een zwembaan of “swimlane” geeft aan wie de activiteit uitvoert. In ons schemabij de vorige opdracht wordt de zwembaan als een groene baan weergegeven. Boven in het groen staat de naam van de actor (persoon of bijvoorbeeld een computersysteem)

Slide 10 - Slide

Oefening 2
Zwembanen activiteitendiagram
Casus: Je bouwt een webshop. Daarin moet een bestelling kunnen worden gedaan.

Neem het diagram over en vul de termen aan de rechterzijde in.

Slide 11 - Slide

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Automatische keuze
Het symbool voor automatische keuzes in een proces is een ruit. Er is 1 inkomende status en er zijn 2 of meer uitgangen. Elke uitgang heeft een voorwaarde. Als een object voldoet aan de voorwaarde, krijgt het de
status van die uitgang.


Slide 13 - Slide

Oefening 3
Automatische keuze activiteitendiagram

Neem het diagram over en vul de termen aan de rechterzijde in.

Slide 14 - Slide

timer
10:00

Slide 15 - Slide

Timersymbool (extra)
  • Op een bepaald tijdstip iets moet gebeuren 
  • Een tijdstip/ moment kan worden weergegeven. 
  • Dit geeft aan wanneer de activiteit moet starten. 
  • Ook kan worden aangeven hoelang er moet worden gewacht voordat de inkomende status doorgaat naar de volgende activiteit.

Slide 16 - Slide

Oefening 4
Timersymbool

Neem het diagram over en vul de termen aan de rechterzijde in.

Slide 17 - Slide

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Weekcheck week 7
Opdracht 5: Activity Diagram Case Rekenspel of 1 van de andere extra opdrachten

Slide 19 - Slide

Extra oefenen?
Ad 1, 2, 3, 4 op pagina 10 van boekje Activiteitendiagram.pdf

Slide 20 - Slide