Centraal zenuwstelsel week 2 en herhaling week 1

Regeling door zenuwen
Module 11
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Regeling door zenuwen
Module 11

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen deze les?
Het centrale zenuwstelsel 11.2 een filmpje
Herhaling stof vorige week het zenuwstelsel 11.1 en 11.2

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Quiz

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Autonome zenuwstelsel is het ........ zenuwstelsel
A
onwillekeurig
B
Willekeurig

Slide 7 - Quiz

vegatieve ZS -> Autonome ZS -> Onwillekeurig

Animale ZS -> Willekeurig 
het vegetatieve zenuwstelsel is hetzelfde als het autonome zenuwstelsel
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

vegatieve ZS -> Autonome ZS -> Onwillekeurig

Animale ZS -> Willekeurig 
Welk onderdeel van het zenuwstelsel is geen onderdeel van het centraal zenuwstelsel?
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen

Slide 9 - Quiz

Centraal zenuwstelsel
grote hersenen;
tussenhersenen;
hersenstam;
kleine hersenen;
ruggenmerg.
Het zenuwstelsel wordt onderverdeeld in een ..... zenuwstelsel.
A
Voorste en achterste
B
Centraal en perifeer
C
Groot en klein
D
Binnenste en buitenste

Slide 10 - Quiz

De anatomische indeling gaat uit van de bouw en de ligging van het zenuwstelsel. Er worden hier twee delen onderscheiden:
centrale zenuwstelsel;
perifere zenuwstelsel.
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Ander woord voor onwillekeurige zenuwstelsel is vegetatieve zenuwstelsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie

Slide 13 - Quiz

Het sympathische systeem is actief wanneer de mens uiterlijk actief is, bijvoorbeeld bij fietsen, rennen of zwemmen. De zenuwen van het sympathische systeem stimuleren de hartactiviteit en de ademhaling. Ze laten de bloedsuikerspiegel stijgen en verhogen de spanning in de skeletspieren. Het sympathische systeem werkt daarentegen remmend op de spijsvertering.
Het parasympathische systeem activeert inwendige organen wanneer je uiterlijk passief bent, bijvoorbeeld als je rustig op de bank zit na het eten. Parasympathische zenuwen stimuleren de spijsverteringsorganen en vertragen de hartactiviteit en de ademhalingsactiviteit. 
Wat is de functie van zenuwcellen?
A
Het doorgeven van signalen
B
Het produceren van hormonen
C
Het verteren van voedsel
D
Het reguleren van de bloeddruk

Slide 14 - Quiz

De functies van zenuwcellen zijn het ontvangen en doorsturen van impulsen. 
Zenuwcellen hebben vertakte uitlopers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor zenuwcellen?
A
Neuronen
B
Dendrieten
C
Axonen
D
Neurieten

Slide 16 - Quiz

A
Wat is een andere naam voor de grote hersenen?
A
cortex
B
cerebellum
C
cerebrum
D
cellebrum

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is één van de functie van de grote hersenen?
A
Bewegingen coördineren
B
Bewust worden van waarnemingen
C
Impulsen geleiden naar kleine hersenen en de hersenstam
D
regelt hartslag, ademhaling, bloeddruk en lichaamstemperatuur

Slide 18 - Quiz

Het grootste deel van de hersenen wordt ingenomen door de grote hersenen (cerebrum). Gedachten, gevoelens, bewuste functies, opslaan en terughalen van herinneringen, en complexe bewegingen ontstaan in de grote hersenen. Men schrijft bepaalde functies toe aan de grote hersenen die typisch menselijk zijn. Dan moet je denken aan zaken als geheugen, talenten, intelligentie, zelfbewustzijn en creativiteit.
Grote hersenen horen bij...
A
centrale zenuwstelsel
B
perifere zenuwstelsel

Slide 19 - Quiz

Centraal zenuwstelsel
grote hersenen;
tussenhersenen;
hersenstam;
kleine hersenen;
ruggenmerg.
welk deel van de tussenhersenen reguleert de hormoonproductie van de hypofyse
A
verlengde merg
B
hypothalamus
C
hersenstam
D
pijnappelklier

Slide 20 - Quiz

De hypothalamus weegt maar enkele grammen. Toch reguleert dit kleine orgaan heel veel functies van het lichaam, direct en indirect via andere delen van de hersenen. We bespreken hier de volgende functies:
invloed op de werking van de hypofyse;
regulatie van de lichaamstemperatuur;
regulatie van de zoutconcentratie van het bloed;
regulatie van het glucosegehalte van het bloed;
regulatie van de emoties.
De tussenhersenen regelen onder andere:
A
Ademhaling en bloeddruk
B
Regelen hormonen
C
Lichaamshouding en beweging
D
Ruiken en proeven

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Waar ligt de thalamus?
A
het ruggenmerg
B
hersenstam
C
in de kleine hersenen
D
in de tussenhersenen

Slide 22 - Quiz

figuur 2.8 blz 324
Wat is géén onderdeel van de hersenstam?
A
Pons
B
Tussenhersenen
C
Verlengde merg
D
Middenhersenen

Slide 23 - Quiz

blz 326

Aan de hersenstam zijn de volgende delen te onderscheiden:
middenhersenen;
pons;
verlengde merg;
reticulaire formatie.
Achter in de tussenhersenen ligt de pijnappelklier, wat doet deze ?
A
produceert melatonine
B
produceert TSH
C
produceert oestrogeen
D
produceert testesteron

Slide 24 - Quiz

melatonine -> slaaphormoon
Welk onderdeel is verantwoordelijk
voor de vitale functies?
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
de tussenhersenen
D
de hersenstam

Slide 25 - Quiz

Dit centraal gelegen hersendeel reguleert dan ook alle lichamelijke functies die van vitaal belang zijn voor het in stand houden van het lichaam, zoals de bloedsomloop en de ademhaling.
blz 326
Waar wordt de bloeddruk en de ademhaling geregeld?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Tussenhersenen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In de tekening zie je het ruggenmerg van binnen.
in het ruggenmerg vind je vooral:

Je knippert met je ogen
A
bewuste beweging
B
onbewuste beweging

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

In de tekening zie je het ruggenmerg van binnen.
in het ruggenmerg vind je vooral:

Je hoest na verslikken
A
bewuste beweging
B
onbewuste beweging

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Het ruggenmerg is een onderdeel van...
A
De hersenstam
B
De zenuwen
C
De kleine hersenen
D
Het centrale zenuwstelsel

Slide 29 - Quiz

Het ruggenmerg (medulla spinalis) is het deel van het centrale zenuwstelsel dat in het wervelkanaal ligt. Het ruggenmerg dient als geleidingsweg voor alle motorische impulsen vanuit de hersenen en alle sensorische impulsen naar de hersenen toe. Het ruggenmerg wordt grotendeels beschermd door de benige wervelkolom. Het strekt zich uit van het achterhoofdsgat van de schedel tot aan ongeveer de eerste lendenwervel.
Wat is de functie van het ruggenmerg?
A
Bescherming
B
Beweging
C
Signalen doorgeven
D
Schokdemping

Slide 30 - Quiz

Het ruggenmerg (medulla spinalis) is het deel van het centrale zenuwstelsel dat in het wervelkanaal ligt. Het ruggenmerg dient als geleidingsweg voor alle motorische impulsen vanuit de hersenen en alle sensorische impulsen naar de hersenen toe. Het ruggenmerg wordt grotendeels beschermd door de benige wervelkolom. Het strekt zich uit van het achterhoofdsgat van de schedel tot aan ongeveer de eerste lendenwervel.
In de tekening zie je het ruggenmerg van binnen.
in het ruggenmerg vind je vooral:

Je schopt tegen de bal
A
bewuste beweging
B
onbewuste beweging

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

De hersenen en het ruggenmerg behoren tot het ….. ?
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de oorzaak van een dwarslaesie?
A
Aangeboren afwijking
B
Trauma
C
ziekte van het zenuwstelsel
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

CZ mag je als afkorting gebruiken voor
A
Corona Ziekte
B
Caviaar Zemmel
C
Coalitie Zeurkous
D
Centraal Zenuwstelsel

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

MS is een ziekte van het centraal zenuwstelsel
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 35 - Quiz

Doordat de isolatie van de zenuwen wordt aangetast, werken de zenuwen steeds minder snel. Hierdoor kunnen verschijnselen ontstaan als bijvoorbeeld dubbelzien, verminderde sensibiliteit en kracht aan de armen en benen. Op de langere termijn kunnen de spieren verstijfd raken en er een hinderlijke spasticiteit ontstaan.
Wat is de ziekte van Parkinson?
A
Spierziekte
B
Infectie aan de zenuwcellen
C
Hersenziekte
D
Ziekte van het centrale zenuwstelsel

Slide 36 - Quiz

De ziekte van Parkinson ontstaat door een tekort aan dopamine in de hersenen. Dopamine is een stof die in de hersenen gebruikt wordt om hersencellen in een bepaald gebied te laten communiceren. 
Welke deel van het autonoom zenuwstelsel heeft de overhand bij de ziekte van Parkinson
A
parasympatisch
B
sympatisch
C
weet ik niet

Slide 37 - Quiz

Welk deel van het autonoom zenuwstelsel heeft bij Parkinson de overhand?
Het parasympatische systeem.
Aan welke neurotransmitter is er een tekort?
Dopamine
Welke bouwstof van dopamine is belangrijk?
levodopa
Wat zijn kenmerken van de 1ste fase?
Bewegingsarmoede
Trillen
Houdingsstoornis
Masker gelaat
Monotone spraak
Wat zijn de kenmerken van de verdere achteruitgang?
Gedragsverandering
Depressie
Duizeligheid
Verstopping
Late fase:
Dementie

Welke ziekte wordt gekenmerkt door schade aan het zenuwstelsel?
A
Spasticiteit
B
MS
C
COPD
D
Reuma

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is ALS voor ziekte
A
Spierziekte
B
Ziekte van zenuwstelsel
C
Zenuw-spierziekte

Slide 39 - Quiz

ALS (voluit: Amyotrofische Laterale Sclerose) is een ernstige ziekte van de motorische zenuwcellen in hersenen en ruggenmerg. Deze zenuwcellen zijn nodig om te bewegen. Doordat de zenuwcellen worden aangetast, werken de spieren onvoldoende of zelfs helemaal niet meer.
Waarom hebben ouderen meer kans op een subduraal hematoom?
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Bloedvaten worden zwakker en gevoeliger.
B
Hersenen kunnen sneller gaan bloeden door stollingsproblemen.
C
Krimpen van hersenen, en daardoor meer druk op de vaten.
D
Hersenvliezen worden poreuzer bij het ouder worden.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

In de hersenen bevinden zich de hersenvliezen. Hoe heten deze vliezen:
A
Harde hersenvlies, spinnenwebvlies, zachte hersenvlies.
B
Harde hersenvlies, zachte hersenvlies, homelusvlies.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

HOEVEEL HERSENVLIEZEN ZITTEN ER RONDOM DE HERSENEN?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 42 - Quiz

harde vlies;
spinnenwebvlies;
zachte vlies.
De volgende les wil ik graag herhaling over.....

Slide 43 - Open question

This item has no instructions