2VG 3.9 Spelling - deel 1

3.9 Spelling
voltooid deelwoord 
tegenwoordig deelwoord = onvoltooid deelwoord
tussenletters in samenstellingen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.9 Spelling
voltooid deelwoord 
tegenwoordig deelwoord = onvoltooid deelwoord
tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Slide

Wat is een voltooid deelwoord en een
onvoltooid of tegenwoordig deelwoord? 
Voltooid deelwoord (vd): 
De handeling is al gebeurd.
De deur is geverfd.

Onvoltooid of tegenwoordig deelwoord (td): 
De handeling is nog bezig.
Zij zingt al vervend de mooiste liedjes.

Slide 2 - Slide

Voltooid deelwoord (vd)
Welke werkwoorden staan in een zin met een voltooid deelwoord?
hebben, zijn of worden
  •  Hoort bij het gezegde.
  •  Kan nooit het enige werkwoord in de zin zijn.
  •  Begint meestal met ge-
  •  Kan ook beginnen met be-, ver-, ont-, her-

Slide 3 - Slide

Het voltooid deelwoord spellen bij 
sterke werkwoorden

Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en. Schrijf op je wat je hoort.

      Ik heb heerlijk geslapen.
      De trein is weer te laat aangekomen.


Slide 4 - Slide

Het voltooid deelwoord spellen bij 
zwakke werkwoorden

Om te weten of het voltooid deelwoord op -d of -t eindigt, maak je het woord in de verleden tijd langer en anders de regel van 't kofschip.

maken   -   maakte   -   gemaakt
spellen  -   spelde     -    gespeld


Slide 5 - Slide

Tegenwoordig deelwoord (td) 
of onvoltooid deelwoord (od)

Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling nog niet voltooid is, het is nog bezig.

Je schrijft ALTIJD een d achter het hele werkwoord.

  • Lachend loopt hij de school binnen
  • Fietsend belde Eva naar huis.

Slide 6 - Slide

Twijfel je of het en tegenwoordig deelwoord is? TERWIJL!
Vervang het tegenwoordig deelwoord door en bijzin met 'terwijl".



De vriendinnen sloten elkaar huilend in de armen.
Terwijl ze huilden, sloten de de vriendinnen elkaar in de armen.

Slide 7 - Slide


Tussenletters 
in 
samenstellingen

Slide 8 - Slide

Tussenletter in een samenstelling 
Een samenstelling bestaat uit twee of meer losse woorden, zoals: pauzebel, huiswerk.

Soms moet je een -s-, -e- of -en- tussen de woorddelen plaatsen: stationswinkel, spinnenweb

Maar sóms niet: zonnestelsel

Wat zijn de regels als je twijfelt?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Tussenletter -en 
Heeft het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord met een meervoud dat eindigt op -en?
JA! Schrijf -en!

             eikenboom, blindenschool, bejaardenflat

Slide 11 - Slide

Tussenletter -e-  
Is het eerste woord GEEN een zelfstandig naamwoord? 
Schrijf dan altijd een -e- !

WANT, 
  • het linkerdeel is een bijvoeglijk naamwoord: oudejaar
  • het linkerdeel is een werkwoord: knarsetanden

Slide 12 - Slide

blz.
227

Slide 13 - Slide

Wat?
§3.8 Grammatica woordsoorten: nakijken 1 t/m 6 + 9
§3.9 Spelling: maken 1 t/m 5abc, 7 t/m 10ab
Hoe?
Stil alleen of samen fluisteren
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Spellingsexpert zijn!
Leerdoel
Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord, tussenletter in een samenstelling
Klaar?
Taak
Lezen
Elevatorpitch 

Slide 14 - Slide

Wat weet je nu?
Hoe ging het in de klas?

Slide 15 - Slide

Wat weet je nu?

Voltooid deelwoord
Tegenwoordig deelwoord
Tussenletters in een samenstelling

Slide 16 - Slide

Beeld in de sneeuw een zin uit met een lijdende vorm. Zet de foto in Slack en verdien een bonuspunt voor de toets! 

Slide 17 - Slide


Wikipediaspel
Ga naar Wikipedia
Zoek de appel
Klik op hyperlinks
totdat je bij klomp bent aangekomen
timer
5:00

Slide 18 - Slide

ZWABBELS


     
   
   zijn worden blijven blijken lijken schijnen 
   (+ heten dunken voorkomen)
9 koppelwerkwoorden:
Terugblik ezelsbruggetje koppelwerkwoorden

Slide 19 - Slide

Maak uit 
paragraaf 3.8  Grammatica woordsoorten 
opdracht 13.


Slide 20 - Slide

De score van uw zoon is beneden peil.
Als 't zo blijft doorgaan
zal ie later alleen nog maar leraar kunnen worden.
Leraar zijn schijnt nogal makkelijk te zijn.


Vader lijkt teleurgesteld/boos/geïrriteerd.

Slide 21 - Slide

3.9 Spelling: opdrachten 
1 t/m 5abc, 
7 t/m 10ab

Slide 22 - Slide



§3.8 Grammatica woordsoorten: nakijken1 t/m 6 + 9
§3.9 Spelling: maken 1 t/m 5abc, 7 t/m 10

Slide 23 - Slide