EM 2024 Quiz, Sehen, Aussprache, Landeskunde
1 / 31
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Verbinde die folgenden Wörter mit der niederländischen Übersetzung.
die Mannschaft
die Spieler
das Trikot
das Tor
die Fans
der Schiedsrichter
das Auswärtsspiel
abseits
der Elfmeter
das Fußballfeld
der Torwart
der Trainer
das Heimspiel
die Rückennummer
het team
de fans
het tenue
het doel
de spelers
buitenspel
de scheidsrechter
de trainer
het doelman
de uitwedstrijd
het voetbalveld
het rugnummer
de strafschop
de thuiswedstrijd
Slide 3 - Drag question
Hoe vertaal je 'EK' naar het Duits?
A
Europakampion
B
Europameisterschaft
C
Europakampf
D
Europapa
Slide 4 - Quiz
Wie heißt
das deutsche Team?
das deutsche Team?
A
Die Deutsche
B
Die Mannschaft
C
Die Freunde
D
Die Helden
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Wie heißt der Bundestrainer?
A
Julian Nagelsmann
B
Joachim Löw
C
Louis van Gaal
D
Rudi Völler
Slide 20 - Quiz
In welk jaar werd Duitsland Europees Kampioen?
A
1972
B
1980
C
1996
D
2020
Slide 21 - Quiz
Wie viele Länder machen mit?
A
24
B
20
C
16
D
28
Slide 22 - Quiz
Wo muss der Ball hinein, um Punkte zu machen?
A
Ins Ziel
B
Ins Tor
C
In die Ecke
D
Im Dule
Slide 23 - Quiz
Wie heißt die Pause in einem Fußballspiel?
A
die Auszeit
B
die Erholungspause
C
die Halbzeit
D
die Ruste
Slide 24 - Quiz
"Buitenspel" heißt auf Deutsch
A
das Außenspiel
B
die Außenposition
C
das Abseits
Slide 25 - Quiz
Hoeveel spelers van het Nederlands Elftal spelen voor een Duitse club?
A
4
B
6
C
5
D
niemand
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Moet een speler Duits leren als hij voor een Duitse club speelt?
Ja
nein
weiß nicht
Slide 29 - Poll
Wer gewinnt die
Europameisterschaft 2024?
Europameisterschaft 2024?
