afsluiting

Datum:
Vak: Geschiedenis
Je weet welke oorzaken en gevolgen de Franse Revolutie had en welke veranderingen kwamen in het bestuur van Frankrijk en Nederlandn
Aan het einde van de les heb je de belangrijkste leerstof herhaald en weet je welke personen, gebeurtenissen of begrippen je nog moet leren 
Oefenen met vragen aan de hand van de lessonup 
Welke leerstof begrijp je goed en welke leerstof moet je nog herhalen? 
Zijn er nog vragen voor de toets? 
Morgen toets geschiedenis 
4.2 t/m 4.6: begrippen, personen en gebeurtenissen 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 44 min

Items in this lesson

Datum:
Vak: Geschiedenis
Je weet welke oorzaken en gevolgen de Franse Revolutie had en welke veranderingen kwamen in het bestuur van Frankrijk en Nederlandn
Aan het einde van de les heb je de belangrijkste leerstof herhaald en weet je welke personen, gebeurtenissen of begrippen je nog moet leren 
Oefenen met vragen aan de hand van de lessonup 
Welke leerstof begrijp je goed en welke leerstof moet je nog herhalen? 
Zijn er nog vragen voor de toets? 
Morgen toets geschiedenis 
4.2 t/m 4.6: begrippen, personen en gebeurtenissen 

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les heb je de belangrijkste leerstof herhaald en weet je welke personen, gebeurtenissen of begrippen je nog moet leren 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Je weet waardoor de Franse Revolutie ontstond.
Je begrijpt waarom die revolutie leidde dat tot nieuwe ideeën over de rechten van de burgers.
Je weet hoe Lodewijk XIV Frankrijk bestuurde.
Je kent de gevolgen van de manier van besturen van Lodewijk XIV voor de burgers van Frankrijk.
Je weet welke kritiek de verlichtingsfilosofen hadden op de absolute heersers.
Je kent de ideeën die zij hadden over een beter bestuur.
Je weet hoe de Franse bevolking leefde aan de vooravond van de Franse Revolutie.
Je weet hoe de Franse Revolutie verliep.
Je begrijpt waarom de Franse Revolutie uitliep op de Terreur.
Je kent de veranderingen in Frankrijk door de komst van Napoleon.
Je weet welk effect de Franse Revolutie had in Zuid-Amerika.
Je kunt soorten oorzaken en gevolgen indelen in sociaal-economische, politiek-bestuurlijke of cultureel-mentale oorzaken en gevolgen.

Slide 3 - Slide

Zet de zinnen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
Een groep burgers maakt bekend dat zij zonder de eerste en tweede stand gaan vergaderen.
De Bastille wordt aangevallen: de Franse Revolutie is begonnen.
De derde stand wil dat ook edelen en geestelijken belasting gaan betalen.
De edelen en de geestelijken stemmen tegen en er verandert dus niets.
De koning roept een vergadering van de drie standen bij elkaar.

Slide 4 - Drag question


Je ziet een Franse spotprent uit 1789. Welke uitspraak over de tekening is waar?
Gebruik de bron
A
De onderste man, die krom loopt, hoort bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat het goed is om de derde stand hard te laten werken.
B
De onderste man, die krom loopt, hoort bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat de derde stand wordt uitgebuit door de eerste en de tweede stand.
C
De bovenste twee mensen horen bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat de derde stand lui is en harder zou moeten werken.
D
De bovenste twee mensen horen bij de derde stand. De tekenaar wil met deze tekening zeggen dat de derde stand bestaat uit verstandige mensen die anderen voor zich laten werken.

Slide 5 - Quiz

In Frankrijk was er een standenmaatschappij. 
Wie hoort bij welke stand?
Eerste stand
Tweede stand
Derde Stand
Geestelijken
Adel
Boeren

Slide 6 - Drag question


Bij welke stand horen hoge geestelijken?
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand

Slide 7 - Quiz


Bij welke stand horen lage edelen?
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand

Slide 8 - Quiz


Bij welke stand horen ambachtslieden?
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand

Slide 9 - Quiz


In 1789 riep de Franse koning Lodewijk XVI de Staten-Generaal bij elkaar. Door het absolutisme was dit de eerste keer in 175 jaar. De koning had geld nodig en eiste dat van de drie standen. Deze standen zagen dat echter niet zitten: ze hadden allemaal hun eigen klachten en wilden deze aan de koning duidelijk maken.
→ Noem één klacht van de boeren.

Slide 10 - Open question


→ Waarom hoefde de Franse koning de Staten-Generaal tijdens het absolutisme nooit bij elkaar te roepen?

Slide 11 - Open question

Vroeger
Later

Slide 12 - Drag question

Vroeger
Later

Slide 13 - Drag question

Vroeger
Later

Slide 14 - Drag question

Vroeger
Later

Slide 15 - Drag question

Wat is de continuïteit en wat verandering in de Franse Revolutie?
Sleep de blokken naar de juiste plek
Continuïteit
Verandering

De meeste mensen bleven wonen en werken op het platteland tijdens de revolutie
Een deel van de derde stand was nog steeds arm en leed honger na jaren van opstand
Frankrijk krijgt met Napoleon Bonaparte feitelijk een nieuwe alleenheerser in Frankrijk
Lodewijk XVI werd afgezet als koning en  onthoofd door de guillotine
Door het invoeren van de grondrechten en een grondwet kregen burgers rechten 

Slide 16 - Drag question

Sleep het begrip naar de juiste omschrijving.
begin van de periode van de terreur
Napoleon wordt dictator
Robespierre wordt onthoofd
Napoleon valt Rusland aan
Slag bij Leipzig
1792
1813
1812
1799
1794

Slide 17 - Drag question


→ De Fransen vieren nog altijd ieder jaar 'quatorze juillet', veertien juli. Ze herdenken dan een gebeurtenis die plaatsvond op 14 juli 1789. Welke gebeurtenis was dat?

Slide 18 - Open question


Na 15 jaar revolutie lijkt er in 1804 niet veel veranderd in Frankrijk. De Fransen hebben voor niets gestreden.
→ Ben jij het eens met deze stelling? Leg je mening duidelijk uit

Slide 19 - Open question


Welk onderschrift past bij dit schilderij? Kies het juiste antwoord.
Gebruik de bron
A
Koning Lodewijk XVI wordt afgezet. Hij moet zijn kroon inleveren.
B
De paus kroont de vrouw van Napoleon tot keizerin.
C
E. Koning Lodewijk XVI kroont zijn vrouw Marie-Antoinette tot koningin van Frankrijk.
D
Napoleon heeft zichzelf tot keizer gekroond en nu kroont hij zijn vrouw tot keizerin.

Slide 20 - Quiz


Welk onderschrift past bij dit schilderij? Kies het juiste antwoord.
Gebruik de bron
A
In de periode van de terreur kon iedereen het slachtoffer worden van geweld. Franse burgers vluchtten massaal. Overal in Frankrijk was geweld en chaos.
B
In de slag bij Leipzig werd Napoleon verslagen, maar hij kwam terug. Daarom moest hij een tweede keer verslagen worden. Dat gebeurde bij Waterloo, in de winter van 1815. Napoleon verloor uiteindelijk.
C
Toen de Bastille was aangevallen, begon de Franse Revolutie. Niet alleen in Parijs werd gevochten. Overal in het land kwamen groepen mensen in opstand tegen de adel. Daarbij ging het soms hard tegen hard!
D
De aanval op Rusland werd een drama. Napoleon veroverde lege gebieden en verlaten steden. De soldaten moesten terug naar huis lopen. Het vroor enorm hard, er was gebrek aan voedsel en de Russen vielen steeds aan.

Slide 21 - Quiz

Heb je nog vragen voor de toets?

Slide 22 - Open question