havo 3/september 2023/Der Groep

Der Groep 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Der Groep 

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog over de Duitse naamvallen?

Slide 2 - Slide

Als je een zelfstandig naamwoord door het woord hij kunt vervangen dan is het
A
1 Naamval
B
4 Naamval

Slide 3 - Quiz

Als je een zelfstandig naamwoord met het woord hem kan vervangen, dan is ....
A
1 Naamval
B
4 Naamval

Slide 4 - Quiz

Het onderwerp van de zin is altijd de
A
1 Naamval
B
4 Naamval

Slide 5 - Quiz

Wat verandert bij de vierde naamval?
A
die is den
B
der is den
C
das is den
D
ein is einer

Slide 6 - Quiz

Welke voorzetsels hebben een 4 naamval achter zich?
A
durch mit um ohne in
B
durch zwischen entgegen mit für
C
durch für ohne gegen um
D
durch für hinter vor um

Slide 7 - Quiz

De bezittelijke voornaamwoorden (mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr en Ihr) worden net als het lidwoord 'ein' vervoegd.
Deze woorden behoren tot de ein-Gruppe.

Er zijn echter ook woorden die hetzelfde als 'der' vervoegd worden. Deze woorden behoren tot de der-Gruppe.
Neu: der-Gruppe:

Slide 8 - Slide

De woorden die bij de der-Gruppe horen zijn:
dies-                       deze/dit
jed-                          elke/iedere
manch-                  sommige
welch-                     welke
solch-                      zulke
all-                             alle
Der-Gruppe:

Slide 9 - Slide

Wat gebeurt er met de woorden uit de der-Gruppe? Deze krijgen dezelfde uitgang als der/die/das:


Der-Gruppe: dies-, jed-, manch-, welch-, solch-, all-

Slide 10 - Slide

Kies het juiste antwoord:
Ich habe (deze) .... Kinder nicht gesehen.
A
dieser
B
diesen
C
dieses
D
diese

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
(Welk) .... Buch (o) hast du gelesen?
A
Welcher
B
Welchen
C
Welches
D
Welche

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
(Elke) .... Frau trägt einen Rock.
A
Jeder
B
Jeden
C
Jedes
D
Jede

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
(Deze) .... Mann arbeitet hier nicht mehr.
A
Dieser
B
Diesen
C
Dieses
D
Diese

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
Sie hat (elke) ... Tisch saubergemacht.
A
jeder
B
jeden
C
jedes
D
jede

Slide 15 - Quiz

Belangrijke verschillen tussen de der-groep en de ein-groep? 






Zorg er dus voor dat je weet welke woorden bij de ein-groep horen en welke woorden bij de der-groep horen.
Verschil der- en ein-Gruppe:

Slide 16 - Slide

Let op de 1e naamval mannelijk en 1e en 4e naamval onzijdig!
Verschil der- en ein-Gruppe:

Slide 17 - Slide

Er sucht ............. (m) Freund
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 18 - Quiz

Wir kaufen ....... Haus (o)
A
der
B
das
C
eine
D
einen

Slide 19 - Quiz

........ Mann kenne ich nicht.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 20 - Quiz

Er hat .............. Opa.
A
ein
B
der
C
keinen
D
kein

Slide 21 - Quiz

Sie ist ............... Mutter
A
der
B
ein
C
meine
D
sein

Slide 22 - Quiz

Er hat ein Geschenk für .............. Cousin.
A
die
B
den
C
das
D
der

Slide 23 - Quiz

en nu naar de Der groep

Slide 24 - Slide

Der Groep
Als eerste wil ik dat je met de volgende woorden kennis maak.
Kijk naar de volgende pagina

Slide 25 - Slide

Deze Dit =  is in het Duits Dies-
Elk= is in het Duits Jed-
Welk = is in het Duits Welch-
Zulk= is in het Duits Solch-
Sommig =is in het Duits Manch-
All= is in het Duits All-

Slide 26 - Slide

elk is in het Duits ....
A
jed-
B
welch-
C
dies-

Slide 27 - Quiz

Deze/dit is in het Duits .....
A
welch-
B
dies-
C
jed-

Slide 28 - Quiz

Zulk in het Duits is .....
A
welch-
B
all-
C
solch-

Slide 29 - Quiz

Dies- jed- welch- solch- manch- all-
vervangen altijd de lidwoord. Kijk
Dieses Mädchen,  Welcher Vater,
Jede Schule,  Solche Probleme, Manche Fehler, Alle Schüler

Slide 30 - Slide

Deze woorden dies- jed- welch- manch- all- solch- horen bij de der groep.
Dat betekent dat ze op dezelfde manier  zoals der die das vervoegd worden .
Dieser Mann ist 80 Jahre alt. Welches Kind ist das.
Ich kenne diesen Mann nicht

Slide 31 - Slide

Wij gaan nu even checken of je dat begrijp.

Slide 32 - Slide

(Elke) ............. Schuhe (v)
A
solcher Schuhe
B
alle Schuhe
C
diese Schuhe
D
jede Schuhe

Slide 33 - Quiz

(Welk) ................ Mädchen (o)
A
Welches
B
Welche
C
Welchen
D
Welcher

Slide 34 - Quiz

(all) .............. Leute (mv)
A
alle
B
all
C
allen

Slide 35 - Quiz

Ich suche (deze) ........... Kuchen (m)
A
dies
B
dieser
C
diesen
D
diese

Slide 36 - Quiz

Und alles deutlich ????

Slide 37 - Slide

Ga nu aan de slag met de opdracht b van WB  blz 71 en H9 blz 99

Veel succes

Slide 38 - Slide