CG A2 Unidad 3 parte 2_week 3_les 2

Programa
Repasamos:
  •  las partes del cuerpo
  • síntomas y enfermedades
Programa nuevo:
  • adjetivo vs adverbio
  • el imperfecto
1 / 45
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Programa
Repasamos:
  •  las partes del cuerpo
  • síntomas y enfermedades
Programa nuevo:
  • adjetivo vs adverbio
  • el imperfecto

Slide 1 - Slide

Con Gusto 2
Unidad 3
parte II (6 t/m 11 TB)
¡Qué descanso!

¿preguntas?
eerst wat herhaling

Slide 2 - Slide

¡Qué descanso!
parte I (hoy hacemos un repaso)

  • lichaamsdelen benoemen
  • ziekteverschijnselen beschrijven
  • beschrijven op welke manier en in welke mate een handeling gebeurt
  • om medicijnen vragen bij de apotheek

Slide 3 - Slide

Gramática y vocabulario
¡Qué descanso!

Programa de hoy,
Unidad 3, parte II

  • het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
  • Imperfecto
  • tijdsaanduidingen in het verleden (a los 16 años, en los años 80...)

Slide 4 - Slide

la rodilla
la mano
los pies
el dedo
el pecho
el brazo
la cabeza
la espalda
la pierna
el cuello
la barriga

Slide 5 - Drag question

repetimos
  • Oiga doctor, mis hijos tienen fiebre. ¿Qué les recomienda? 
Posibles reacciones:
- ¿Por qué no toman aspirinas? 
Waarom nemen ze geen aspirines?
- Les recomendamos tomar ...
-Conviene tomar ...
-Pueden tomar un jarabe para la tos.
vertaling?

Slide 6 - Slide

repetimos
  • Oiga doctor, tengo tos. ¿Qué me recomienda? 
Posibles reacciones:
- ¿Por qué no toma(s) un jarabe para la tos? 
Waarom neemt u/neem jij geen hoestdrankje?
- Le/te recomiendo tomar un jarabe.
-Conviene tomar un jarabe.
-Puede(s) tomar un jarabe para la tos.
vertaling?

Slide 7 - Slide

Geef een advies met een vorm van "recomendar". "Tenemos fiebre."

Slide 8 - Open question

Geef een advies met "conviene":
"Me duelen los pies."

Slide 9 - Open question

1. Tiene fiebre
2. Está resfriado
3. Le duelen las muelas
4. le duele la espalda
5. le duele la cabeza
6. le duele el estómago
7 le duelen los ojos
8. le duele la rodilla
¿Qué les pasa? ¿Qué les recomienda el médico? 

Slide 10 - Slide

Programa nuevo           
Wat is een bijvoeglijk nw?
  • zegt iets over een zelfst. nw 
       la comida sana.
       es un cantante bueno
  • Het komt in getal en geslacht met dit zelfst. nw. overeen.


Nr. 6 TB p. 32
Wat is een bijwoord? 
  • Zegt iets over een werkwoord,
      (een bijv.nw, een ander bijwoord  of  een hele zin)
      comemos sanamente
      el cantante canta bien
  • het is onveranderlijk.

Slide 11 - Slide

Nr. 6a TB p. 30
¿Cuáles de lasa actividades son sanas y cuáles no?

Onderstreep in opdr.6a de bijv.nw én 
de bijwoorden

Slide 12 - Slide

Hoe vorm je het adverbio (bijwoord)?
Het bijwoord (adverbio) vorm je door uit te gaan van de  vrouwelijke vorm van een bijv.nw. (adjetivo) en daar -mente achter te zetten:  
                            tranquilo -->        tranquilamente
                            cómodo   -->        cómodamente             
Eindigt een bijv.nw. op een -e of medeklinker, dan komt -mente er direct achter:          
                           agradable  -->    agradablemente
                           regular        -->      regularmente


  Let op: accenten blijven staan!

Slide 13 - Slide

¡Ojo!
  • onregelmatig:           bueno-bien; malo-mal   (adj-adv)

  • mucho en poco=      bijv.nw én bijwoord    

  • rápido en claro hebben 2 vormen als bijwoord:  rápido/rápidamente en claro/claramente


Slide 14 - Slide

Nr. 6b TB p. 32 

Slide 15 - Slide

Nr. 6c TB p. 32 
Lees de tekst en streep de verkeerde vorm door

Slide 16 - Slide

Adjetivo( bijvoeglijk naamwoord)
Adverbio ( bijwoord)
un paseo tranquilo
una comida agradable
voy rápido
un coche cómodo
tomar mucho café
comer frecuentemente pescado
dormir pocas horas
pensar solamente en el trabajo
escuchar música agradable
Trabajar mucho

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide

¡A practicar!
maak opdr 6 a + b WB p. 31
en opdr. 13 p. 34
Vul  R&S in over bijv nw en bijwoord

Slide 19 - Slide

  ¿ Recuerdas?             
              Wanneer gebruik je de indefinido?

- De indefinido gebruik je bij een afgesloten
   handeling, gebeurtenis  op een bepaald
   moment / periode in het verleden.
    ( vorige week, gisteren....)
- ook bij opeenvolgende handelingen
   in het verleden gebruik je de indefinido.
    ( en toen, en toen, en toen.....)

Slide 20 - Slide

Marcadores del indefinido

Slide 21 - Slide

Repaso indefinido,ieder voor zich
Vul de juiste vorm in en onderstreep los marcadores
1.leí 2. regaló 3. compré 4.comimos 5. recibió 6.trabajé 7.viajamos 8. conocí 9.abrieron 10. firmaron

Slide 22 - Slide

vroeger - antes
vroeger - antes

Slide 23 - Slide

Antes y ahora: El balneario de Mondariz 
Nr. 7a p. 33:
  •  Leemos el texto:
       ¿Qué palabras no conoces? 
  •  Maak opdr. 7b 
 

el paisaje, fuentes, disfrutar, época, el lugar, el lujo, la cura, bañarse, sobre todo, alojarse, ofrecer, exquisito, en la actualidad, la oferta de tiempo libre, pedir
timer
10:00

Slide 24 - Slide

 Nr. 7c  ¿Qué hacía la gente en Mondariz? 

1. disfrutar     de las aguas medicinales
2.___________ por los bosques
3.___________ ejercicios
4.___________ en aguas termales
5.___________ en el Gran Hotel
6.___________ aguas medicinales

Onderstreep nu de alle nieuwe werkwoordsvormen en geef de infinitivo
disfrutar
pasear
hacer
bañarse
alojarse
disfrutar

Slide 25 - Slide

Nr. 7 TB p. 33 El balneario
¿Que hacía la gente en Mondariz?
Kijk nog eens naar het schema van 7c TB p. 33 in
Ken je de vertalingen?

Nr. 7d. Kennismaking Imperfecto

Slide 26 - Slide

El imperfecto Nr. 7 TB p.33

Slide 27 - Slide

  •         el perfecto  CG 1
  •         el indefinido CG 1 nuevo U 11 en CG2 nuevo U 1
  •         el imperfecto CG 2 nuevo U 3 - las formas

       
CG2 nuevo U5
        het verschil in gebruik indefinido/ imperfecto

Slide 28 - Slide

-AR
-ER/-IR
persona
uitgangen:
hablar
uitgangen:
aprender
vivir
yo
-aba
hablaba
-ía
aprendía
vivía
-abas
hablabas
-ías
aprendías
vivías
él/ella/usted
-aba
hablaba
-ía
aprendía
vivía
nosotros/-as
-ábamos
hablábamos
-íamos
aprendíamos
vivíamos
vosotros/-as
-abais
hablabais
-íais
aprendíais
vivíais
ellos/ellas/
ustedes
-aban
hablaban
-ían
aprendían
vivían
 El imperfecto: las formas regulares

Slide 29 - Slide

El imperfecto:
las formas regulares e irregulares p. 33

Slide 30 - Slide

 El imperfecto: 3 verbos irregulares

Slide 31 - Slide

 El imperfecto - gebruik
Met de Imperfecto beschrijf je gewoontes en situaties in 
het verleden. 

In de imperfecto zijn alleen ser, ir en ver onregelmatig
De imperfecto van hay is había
había: er was/ er waren

Slide 32 - Slide

signaalwoorden imperfecto
  • antes = vroeger
  • cada día/semana/mes/año = elke dag/week/maand/jaar
  • todos los días = elke dag
  • siempre = altijd
  • normalmente = normaal gesproken
  • en los años '80 = in de jaren '80
  • cuando tenía... años = toen ik ... jaar oud was
  • cuando era pequeño/a = toen ik klein was

Slide 33 - Slide

0

Slide 34 - Video

                     Marcadores

Slide 35 - Slide

El Imperfecto -  extra uitleg en oefenenen
https://www.youtube.com/watch?v=gtCwfH6cKcc

https://espanol.lingolia.com/es/gramatica/tiempos/preterito-imperfecto

Slide 36 - Slide

De pretérito imperfecto meestal afgekort tot imperfecto
= de o.v.t.: ik at, ik kocht , ik ging.

Gebruik:
1. Een beschrijving van een situatie in het verleden, waarbij het begin en einde van de gebeurtenis er niet toe doen. Bijvoorbeeld: Era una chica alta. - Het was een lang meisje.

2. Achtergrond informatie  bij een handeling/gebeurtenis.  Bijvoorbeeld: El otro día estaba en casa y me llamó Juan. - Laatst was ik thuis en Juan belde.

3. Je gebruikt de imperfecto om gewoontes aan te geven. Bijvoorbeeld: Siempre lavaba el coche a las 8 de la mañana. - Hij waste de auto altijd om 8 uur 's ochtends.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Escucha la entrevista con el director del balneario de Mondariz Nr. 8 p. 34
                   ¿Antes o hoy?     
                   sólo gente con dinero       
                   público variado                   
                   aguas medicinales             
                   oferta deportiva
                   problemas de estómago 
                  dolores de cabeza
                  dolores de espalda

Slide 39 - Slide

Luis tiene 40 años ya, ahora está bien pero hace 10 años su vida era muy distinta:


Antes Luis.........1. beber alcohol;2. no hacer deporte;3. salir todas las noches; 4. acostarse tarde; 5. comer mucha carne
6. ver la tele hasta muy tarde; 7. no ir al cine; 8. fumar;9. despertarse tarde 10. tomar mucho café

Slide 40 - Open question

Antes
Ahora
Jugaba en la calle
Casi todos tiene móvil
Sólo existían los teléfono fijos
Juegan videojuegos en casa
Escuchaban discos y cintas
Escuchan música en su móvil
Se escribía con máquina
Se escribe con el ordenador
La televisión era blanco y negro

Slide 41 - Drag question

a trabajar

Nr. 9 TB p. 34 ¿Cómo eran las vacaciones en la playa en el siglo XIX? 
¿Qué cosas NO se hacían en el siglo XIX?

Gebruik de imperfecto van de werkwoorden:
llevar, escuchar, tener, jugar, 
hacer surf, bucear, 
usar, comer, beber

Slide 42 - Slide

Una tradición de siglos:
el baño de Temazcal p. 35
Lees de tekst en probeer te zien en begrijpen hoe en waarom de imperfecto is gebruikt 

Slide 43 - Slide

¡A practicar!
-maak de opdracht op de volgende slide en daarna
-Maak 14 t/m 17 in WB:
oefenen werkwoorden!!
-Vul R&S p.38 verder aan

Slide 44 - Slide

los deberes
1. Bereid je voor op TT van Unidad 1+3 
Na weekend worden de uitwerkingen gepubliceerd

2. Maak alle opdrachten WB Unidad 3 af (het is veel ;-(

Slide 45 - Slide