ZInsontleden (alles)

1 / 17
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank.
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 5 - Quiz

Wat is in de onderstaande zin het werkwoordelijk gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 6 - Quiz

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal de temperatuur stijgen
D
zal stijgen

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
naar het nieuwe programma
D
veel mensen

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje.
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 11 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De kassière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 12 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen.
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 13 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter.
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 14 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 15 - Quiz

Welke samengestelde zin is correct?
A
De mensen zijn moe, omdat ze te hard hebben gewerkt.
B
De mensen zijn moe, omdat ze hebben te hard gewerkt.

Slide 16 - Quiz

Welke samengestelde zin is correct?
A
De burgemeester is bekend in onze stad, maar hij is landelijk niet bekend.
B
De burgemeester is bekend in onze stad, maar is hij landelijk niet bekend.

Slide 17 - Quiz