Oefenquiz Middeleeuwen

Oefenquiz Middeleeuwen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenquiz Middeleeuwen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wie was Willibrord?
A
Een missionaris die de Friezen bekeerde
B
Een monnik die een liefdesgedicht schreef
C
De koning van een groot rijk
D
Een gelovige ridder met veel horigen

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een missionaris?
A
Iemand die naar andere gebieden trok om mensen te bekeren
B
Iemand die in een kasteel werkte.
C
Iemand die in een ander geloof dan het christendom geloofde
D
Iemand die voor de boeren werkte

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent "kerstening?"

Slide 4 - Open question

This item has no instructions


Een voorbeeld van kerstening is het vieren van.......?
A
Pinksteren
B
Halloween
C
Kerstfeest
D
Hemelvaart

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Is iedere stelling juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Steden met stadsrechten mochten zichzelf besturen.

Alleen de koning van een land kon stadsrechten aan een stad verlenen.
Een stad met stadsrechten mocht een eigen munt slaan.
In een middeleeuwse stad woonden vooral boeren.
In ruil voor stadsrechten betaalde een stad belasting aan de heer van het gebied.

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Wat hoort bij het krijgen van stadsrechten?
Stadsrechten
Eigen munt
Kerken bouwen
Stadsmuur bouwen
eigen schutterij (leger)
Markten houden
Eigen bestuur

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions


Een handelaar/koopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraken over de gilden zijn juist? 
Sleep deze naar het vakje juist en sleep de overige naar het vakje onjuist.
juist
onjuist
Het gilde controleerde de kwaliteit van de producten.
De leden van het gilde hielpen elkaar als een lid van het gilde ziek was.
Het gilde had niets te zeggen over de werktijden.
De leden van het gilde hielpen elkaar als een lid van het gilde doodging.
Het gilde vervulde geen rol in het opleiden van nieuwe ambachtslieden.

Slide 11 - Drag question

Bij elke fout ééń punt aftrek.
Dus 5 goed is 2 punten.
4 goed is 1 punt.
3 of minder goed is 0 punten.
WAAR
NIET
WAAR
Een gilde is een beroepsgroep/vereniging van mensen met hetzelfde beroep
Bij ziekte of overlijden kreeg het gezin hulp van de gilde
Gilde controleerde de kwaliteit van de producten en stelde de prijs vast. 
Voor je je eigen bedrijf mocht beginnen moest je een meesterproef doen
Kooplieden hoorden bij een gilde
Boeren hoorden bij een gilde
Een gilde is iets uit de Romeinse Tijd

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions