Paragraaf 1.3 - Je inkomsten en uitgaven

Programma
  • Schrijf in je agenda: rekentoets H1 op vrijdag 4 oktober 
  • Uitleg paragraaf 1.3
  • Aan het werk
  • Les afsluiten
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
  • Schrijf in je agenda: rekentoets H1 op vrijdag 4 oktober 
  • Uitleg paragraaf 1.3
  • Aan het werk
  • Les afsluiten

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1.3 - Je inkomsten en uitgaven

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet je hoe je conclusies kunt trekken uit een begroting
  • Weet je welke drie inkomens er zijn
  • Weet je hoe je gezinsuitgaven in drie groepen kunt delen
  • Weet je hoe je bedragen kunt omrekenen van maand naar   week en omgekeerd
  • Weet je hoe je een reservering kunt berekenen

Slide 3 - Slide

Hoe kom jij aan jouw geld?

Slide 4 - Mind map

Mij lukt het om elke maand rond te komen met mijn geld
(Bijna) altijd
Soms wel/niet
Nauwelijks/nooit

Slide 5 - Poll

Nibud
  • Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting
  • Budgetteren =
     Het op elkaar afstemmen van
     inkomsten en uitgaven
  • Begroting =
     overzicht van verwachte
     inkomsten en uitgaven

Slide 6 - Slide

Verschillende soorten inkomens
  • Inkomen uit arbeid = Loon
  • Inkomen uit bezit = Huur en Rente
     bijv. geld op je spaarrekening of
     een huis dat je verhuurt
  • Overdrachtsinkomen = Uitkering
     Je hoeft er niets voor te doen
  • Inkomen in natura = in de vorm van goederen en diensten 

Slide 7 - Slide

Iemand krijgt, doordat hij/zij ontslagen is door zijn vorige werkgever, een werkloosheidsuitkering.
Van welk soort inkomen is hier sprake?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 8 - Quiz

Een loodgieter spreekt met een kapper af dat hij de waterleiding komt maken. Inruil daarvoor krijg je een gratis knipbeurt.
Van welk soort inkomen is hier sprake?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 9 - Quiz

Verschillende soorten uitgaven
  • Dagelijkse uitgaven (huishoudelijke uitgaven)
     Supermarkt, persoonlijke verzorging, cadeautjes en uitgaan
  • Vaste lasten = betalen met vaste regelmaat
     Gas en elektra, huur of hypotheek, verzekeringen en abonnementen
     Betaal je per maand, per kwartaal of per jaar
  • Incidentele uitgaven = grotere uitgaven die je niet zo vaak doet
     Niet met vaste regelmaat
     Huishoudelijke apparaten, vakanties en kleding

Slide 10 - Slide

Omrekenen van week naar maand (en andersom)
Voorbeeld
Je betaalt per maand €15 voor je telefoonabonnement. Hoeveel is dat per week?

  • 15 : 4 = €3,75

Slide 11 - Slide

Omrekenen van week naar maand (en andersom)
Voorbeeld
Je betaalt per maand €15 voor je telefoonabonnement. Hoeveel is dat per week?

  • 15 : 4 = €3,75

Slide 12 - Slide

Omrekenen van week naar maand (en andersom)
Voorbeeld
Je betaalt per maand €15 voor je telefoonabonnement. Hoeveel is dat per week?
  • Per jaar = 12 x 15 = €180
  • Per week = 180 / 52 = €3,46
Periode
Maand
Jaar
Week
15
180
3,46

Slide 13 - Slide

Per maand kost het je €140 om een scooter
te huren. Hoeveel is dat per week?

Slide 14 - Open question

Oefenen
Per maand kost het je €140 om een scooter
te huren. Hoeveel is dat per week?

  • 140 x 12 = €1.680 per jaar
  • 1.680 : 52 = €32,31 per week
timer
1:00
Periode
Maand
Jaar
Week
140
1.680
32,31

Slide 15 - Slide

Je geeft elke week €5 uit bij de Jumbo.
Hoeveel is dat per maand?

Slide 16 - Open question

Geld opzijzetten
  • Als je in de toekomst, grote uitgaven verwacht
  • Reserveren -> geld opzijzetten
  • Berekening
     Reservering p/maand = benodigd bedrag : aantal maanden

Slide 17 - Slide

Reservering per maand
Voorbeeld
Je koopt een nieuwe telefoon en denkt hier twee jaar mee te kunnen doen. Na twee jaar moet je weer een nieuwe kopen. Je verwacht dat deze €600 gaat kosten. Welk bedrag moet je per maand reserveren?

  • twee jaar = 24 maanden
  • 600 : 24 = €25 per maand

Slide 18 - Slide

Voor je studie koop je een laptop en verwacht hiermee de gehele studie van vier jaar mee te kunnen doen. Na vier jaar heb je weer een nieuwe nodig en verwacht dat deze €1500 gaat kosten. Welk bedrag moet je per maand reserveren?

Slide 19 - Open question

Weektaken

Maken 1.3 en 1.4
Maken rekenen 1 tm 21

Slide 20 - Slide

Volgende les
  • Bespreken aantal opdrachten paragraaf 1.3
  • Uitleg paragraaf 1.4 + opdrachten 1.4 maken 
    Onderwerp: Wordt alles duurder?

Slide 21 - Slide