Kapitel 2 Lektion 4D

Guten Tag!
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Handy zu Hause/Schließfach
  • (Buch, Heft, Laptop)
  • Buch auf dem Tisch
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Guten Tag!
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Handy zu Hause/Schließfach
  • (Buch, Heft, Laptop)
  • Buch auf dem Tisch
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
-Hausaufgaben 10
-Rückblick & Wiederholung 5
-Spiel 'Wer ist es'? 25
-evaluieren 5

(stencils grammatica)

Slide 2 - Slide

Kapitel 2 : Köln
Köln, Mode, Kleidung, Taschengeld 

Aan het einde van deze les 
- kan ik vragen stellen en beantwoorden over iemands uiterlijk
- kan ik een aantal kledingstukken en kleuren noemen














Slide 3 - Slide

Die Hausaufgaben




Slide 4 - Slide

timer
1:00
Kleidung

Slide 5 - Mind map

timer
1:00
Farben

Slide 6 - Mind map

Wer ist es?

Nodig:
Gezichtenblad+vragenblad+stiften+keukenpapier

Stel elkaar vragen auf Deutsch en raad 
de/het gekozen persoon/dier!

Slide 7 - Slide

Wer ist es?

Nach dem Spiel:

maak ajb de kaarten (en tafel!) weer schoon met keukenpapier i.v.m. hergebruik!

Slide 8 - Slide

Nächste Stunde
Lektion 5

Schöne Frühlingsferien!


Müll bitte ins Mülleimer werfen
Warten bis es klingelt
Stuhl unter den Tisch stellen
Danke schön !


Slide 9 - Slide

Was?
L4 Aufgabe 10,11,12
S. 80/81
Wie? 
im Buch
(fluisteren)

Wie lange? 
15 Min
Hilfe (hulp)?
Grammatik E
S. 79
Fertig (klaar)? 


Aufgabe 13
Hausaufgaben
Selbstständig an die Arbeit!
timer
15:00

Slide 10 - Slide

Was? Spiel Schiffe versenken, in Zweiergruppen​

Wie? Schrijf de vervoegingen van alle modale werkwoorden op je blad. 
Gebruik S. 79!
Markeer daarna 8 vakjes. Dit zijn je bootjes. Zorg dat je tegenstander je bootjes niet kan zien!

Beispiel: A vraagt: Hast du ‘du darfst’?​
B antwoordt Treffer als hij/zij de werkwoordsvervoeging gemarkeerd heeft en streept het woord door. Zo niet, dan zegt hij/zij: Daneben.​

B krijgt de beurt en vraagt bijvoorbeeld: Hast du ‘ich kann’?​
A antwoordt Treffer of Daneben enz.​​
Winnaar is degene die alle bootjes van de tegenstander heeft laten zinken.

Fertig? Lektion 4 Aufgabe 13 + Lektion 5 Aufgabe 1+2 (S. 81/82) 


timer
20:00

Slide 11 - Slide