Herhaling unidad 1 & 2

1 / 37
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
Después de la clase...
  • Ken je de aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans.
  • Ken je de vragende voornaamworden in het Spaans. 
  • Kan jezelf voorstellen in het Spaans.
  • Heb je geoefend met luisterfragmenten in het Spaans


 

Deel 1
A. Opstarten: les en absentie
B. Herhalen: Unidad 1 & 2
D. Afsluiting 
¿Qué vamos a hacer hoy?

Slide 3 - Slide

Vamos a repasar Unidad 1 & 2!!!!

Slide 4 - Slide

Los demostrativos

Slide 5 - Slide

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden voor dingen VERWEG

Slide 6 - Open question

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden voor dingen DICHTBIJ

Slide 7 - Open question

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
____ bolígrafo es azul.

Slide 8 - Open question

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
____ son mis compañeros de clase.

Slide 9 - Open question

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
____ es mi hermanita Juana.

Slide 10 - Open question

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
¿Quién es _____ niño?

Slide 11 - Open question

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
¿Quiénes son ____ chicas?

Slide 12 - Open question

Los interrogativos 

Slide 13 - Slide

Vul de juiste vraagwoord in het Spaans in. Je mag een vraagwoord meer keren gebruiken. Kies uit: 

Qué - Quién - Cuándo - Cómo - Cuánto/a/s - Dónde 

1 ¿ ____________________ prefieres beber?

2 ¿____________________ se llama tu plato favorito?

3  ¿ ____________________ prepara la comida en casa? 

4 ¿____________________ refresco prefieres? 

5 ¿____________________ huevos necesitamos para la receta? 

6 ¿____________________ bananas quieres?

Slide 14 - Slide

Sleep de juiste vertaling van de vraagwoorden
 waar
hoeveel
hoe
wie
wanneer
waarom
wat / welk
¿Cuánto?
¿Cuándo?  
¿Cómo?
¿Dónde?  
¿Cuánta?
¿Por qué?

¿Quién?
¿Cuál? 
¿Qué?  

Slide 15 - Drag question

Sleep de  vraagwoorden naar de juiste zin.
¿... te llamas?
¿... años tienes?
¿vives?
¿... es tu número de teléfono?
Cómo
Cuántos
Dónde
Cuál

Slide 16 - Drag question

PRETÉRITO INDEFINIDO
 

Slide 17 - Slide

trabajar - él
A
trabajé
B
trabajó
C
trabajió
D
trabagí

Slide 18 - Quiz

comer - yo
A
comí
B
comé
C
comió
D
comó

Slide 19 - Quiz

vivir - ellos
A
vivisteis
B
vivieron
C
viveron
D
vivistieron

Slide 20 - Quiz

indefinido: cantar - yo

Slide 21 - Open question

indefinido: comenzar - nosotros

Slide 22 - Open question

indefinido: estar - tú

Slide 23 - Open question

Complemento indirecto
 

Slide 24 - Slide

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"Yo recomiendo a ustedes esa película."


Slide 25 - Open question

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"El camarero trae un vaso de leche a Antonio."

Slide 26 - Open question

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"Nosotros hacemos un regalo a nuestra abuela".

Slide 27 - Open question

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:

"La profesora enseña a los alumnos una regla gramatical"

Slide 28 - Open question

Complemento directo
 

Slide 29 - Slide

Complemento directo (LV):
El profesor ha entragado unas copias.

Slide 30 - Open question

Complemento directo (LV):
Alejandro nunca decía la verdad.

Slide 31 - Open question

Vervang het complemento directo (LV) voor het voornaamwoord:
"La profesora enseña a los alumnos una regla gramatical"

Slide 32 - Open question

Complemento directo (LV):
"Juan ha dado el regalo (a mí)"



Slide 33 - Open question


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 34 - Open question

Huiswerk
Los deberes para la próxima clase:
Leren: 

Slide 35 - Slide


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

¡Nos vemos la próxima clase!
¡Nos vemos la próxima clase!

Slide 37 - Slide