De rol van DNA

• Natuurwetenschappen
• Secundair onderwijs

Hoofdstuk 3 De rol van DNA

3.1 Bouw van DNA

3.2 Verband tussen DNA, genen en eiwitten

3.3 Bouw van een eiwit

Leerdoelen

Na deze les kan je:

• verwoorden hoe een DNA-molecule is opgebouwd
• verwoorden wat een gen is
• verwoorden hoe een eiwit is opgebouwd
• verwoorden wat een mutatie is

3.1 Bouw van een DNA -molecule

Opdracht: Bekijk de lesvideo en beantwoord nadien de vragen.

Wat is het verband tussen DNA en chromatinevezels?

1. DNA bestaat uit chromatinevezels en eiwitten
2. eiwitten bestaan uit chromatinevezels en DNA
3. chromatinevezels bestaan uit DNA en eiwitten
4. eiwitten en DNA bestaan uit chromatinevezels

Hoeveel DNA zit er in de celkern van één cel?

Waar of niet waar: In een huidcel en een zenuwcel zit dezelfde DNA-code

1. waar
2. niet waar

De ene streng van DNA heeft de code:
AACCTCGT
Welke code zit er in de andere streng?

1. AACCTCGT
2. TTGGAGCA
3. TCGAGGTT
4. AAGGAGCT

3.2 Verband tussen DNA, genen en eiwitten

3.3 Bouw van een eiwit 

Opdracht: Bekijk de lesvideo en beantwoord de vragen.

0

Geef nog een ander (dan in de video) voorbeeld van een erfelijk kenmerk.

Hoe worden de bouwsteentjes van een eiwit genoemd?

Waar in de cel worden de aminozuren aan elkaar geschakeld tot een eiwit? (= plaats in de cel waar een eiwit gemaakt wordt)

1. op het Golgi-apparaat
2. op de ribosomen
3. in de celkern
4. in de mitochondrie

Welke uitspraak is juist?
Een gen...

1. is een stukje DNA met de code voor een eiwit
2. is een eiwit met de code van DNA
3. is synoniem voor DNA
4. is een code voor de aanmaak van een aminozuur

Opmerking: mutaties

Wat is een mutatie?

Voorbeelden van mutaties bij de mens

Waar of niet waar: Een mutatie is steeds nadelig voor een organisme

1. waar
2. niet waar

Wat heb je deze les geleerd?

Beantwoord de vragen op volgende dia's

Wat heb je deze les geleerd?
1. Uit welke 4 soorten bouwteentjes bestaat DNA?

Wat heb je deze les geleerd?
2. Wat is een gen?

Wat heb je deze les geleerd?
3. Uit welke bouwsteentjes bestaat een eiwit?

Wat heb je deze les geleerd?
4. Wat is een mutatie?