What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
paragraaf 3.8 spelling
persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
persoonsvorm verleden tijd + voltooid deelwoord
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
regel: stam of stam +t
regel: zo kort mogelijk
regel: gebruik 't ex-kofschip
1 / 36
next
Slide 1:
Drag question
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
persoonsvorm verleden tijd + voltooid deelwoord
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
regel: stam of stam +t
regel: zo kort mogelijk
regel: gebruik 't ex-kofschip
Slide 1 - Drag question
werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
Slide 2 - Quiz
Wat was ook alweer de regel voor werkwoorden in de tegenwoordige tijd?
A
't kofschip
B
't sexy fokschaap
C
stam + t
D
ik-vorm + t
Slide 3 - Quiz
Bij de tegenwoordige tijd hoort
A
't kofschip + x
B
schrijf wat je hoort
C
stam + t
Slide 4 - Quiz
Tegenwoordige tijd van: lijken
A
Lijkt
B
Lijkdt
C
Lijkd
Slide 5 - Quiz
Welke zin is in de tegenwoordige tijd geschreven?
A
Hij verbaast zich.
B
Hij verbaasde zich.
C
Hij heeft zich verbaasd.
Slide 6 - Quiz
Je beteken... alles voor haar.
(tegenwoordige tijd)
A
betekend
B
betekende
C
betekent
D
betekendt
Slide 7 - Quiz
Werkwoordspelling,
tegenwoordige tijd
A
Hij bediend
B
Hij bedient
Slide 8 - Quiz
Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt
Slide 9 - Quiz
Vandaag ..... het! (tegenwoordige tijd)
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeurde
Slide 10 - Quiz
Hij (onthouden).
tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt
Slide 11 - Quiz
Wat betekent: tegenwoordige tijd?
A
iets gebeurt morgen
B
Iets gebeurde gisteren
C
Iets gebeurt vandaag of in de toekomst
Slide 12 - Quiz
Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden?
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.
Slide 13 - Drag question
Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (bestellen)
A
bestelde
B
besteldde
Slide 14 - Quiz
Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
SLAPEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk
Slide 15 - Quiz
Bij de verleden tijd van sterke werkwoorden
A
gebruik je 't kofschip + x
B
hoor je een klankverandering
C
schrijf je de stam + de(n)
Slide 16 - Quiz
Verleden tijd
(rennen) Het meisje ............. naar huis.
A
rent
B
rente
C
rende
D
renden
Slide 17 - Quiz
Verleden tijd
De jongens .............. met de wedstrijd.
A
stopte
B
stopten
C
stopde
D
stopden
Slide 18 - Quiz
Welke zin is in de verleden tijd geschreven?
A
Zij rent naar huis.
B
Zij rende naar huis.
C
Zij is naar huis gerend.
Slide 19 - Quiz
Bo skip... het artikel. (verleden tijd)
A
skipte
B
skipde
C
skipt
D
skipd
Slide 20 - Quiz
Blijft de klank van
SNOEPEN
in de verleden tijd hetzelfde?
A
JA, het is een zwak werkwoord
B
NEE, het is een sterk werkwoord
Slide 21 - Quiz
De verleden tijd van lijden is?
A
hij lijdde
B
hij leedt
C
hij leed
D
hij lijdden
Slide 22 - Quiz
De snoepfabriek ___ een typische geur.
(verleden tijd)
A
verspreid
B
verspreidt
C
verspreide
D
verspreidde
Slide 23 - Quiz
hele
werkwoord
Ik- werkwoord vt
voltooid deelwoord
ontzien
gedronken
lopen
liep
koken
kook
snoepte
gekookt
snoepen
vallen
gelopen
gevallen
viel
gesnoept
Slide 24 - Drag question
Voltooid deelwoord
geen voltooid deelwoord
gelopen
geslapen
slapen
gedaan
doen
schrijven
Slide 25 - Drag question
Wat is het voltooid deelwoord van faxen?
A
gefaxt
B
gefaxd
C
gefaxet
D
gefaxed
Slide 26 - Quiz
Wat is een voltooid deelwoord?
A
heel werkwoord
B
persoonsvorm
C
ge-be-her-ver-ont woorden
D
werkwoordelijk gezegde
Slide 27 - Quiz
Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm
Slide 28 - Quiz
Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten
Slide 29 - Quiz
Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden
Slide 30 - Quiz
Voltooid deelwoord van 'behandelen'
A
behandeld
B
behandelt
Slide 31 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van
'BELONEN'?
A
Beloond
B
Beloont
C
Belonen
D
Belonend
Slide 32 - Quiz
het voltooid deelwoord van treuzelen
A
getreuzelt
B
getreuzen
C
getreust
D
getreuzeld
Slide 33 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord:
Heb je al................. over mijn voorstel?
A
nagedachd
B
nagedacht
C
nagedachdt
D
genagedacht
Slide 34 - Quiz
Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin
Slide 35 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van:
sponzen
A
gesponst
B
gesponsd
Slide 36 - Quiz
More lessons like this
groep 7 werkwoordcito oefenen
March 2023
- Lesson with
35 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
October 2024
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
19 days ago
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
11 days ago
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
werkwoordspelling leerjaar 3 - 5.8
July 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
werkwoordspelling les 1 en 2 (1.9/3.9)
December 2023
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
werkwoordspelling
April 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
werkwoordspelling
April 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1