Commercieel kennistest 09-04-20

Verkoop
01-03-2022
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Dienstverlening en ProductenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verkoop
01-03-2022

Slide 1 - Slide

Goedemiddag!
Welkom bij het keuzevak Commercieel.

Boek "werken in de verkoop" op tafel leggen
Telefoon in tas of telefoon tas



Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?


- Kennistest/oefentoets 


Resterende tijd: Met je achterstand bezig (als je die hebt)










Slide 3 - Slide

Doelen
- Je vult de kennistest zorgvuldig in.

- Je weet aan welke onderdelen je nog moet werken voor dit vak.
- Je gaat bezig met je achterstand (als die er is) in de resterende tijd. 

Slide 4 - Slide

Een ander woord voor derving is?
A
Verlies
B
Handel
C
Verkoop
D
Geen idee

Slide 5 - Quiz

Als een klant de winkel binnenkomt dan.........?
A
Zeg ik niets
B
Begroet ik de klant
C
Kijk ik boos

Slide 6 - Quiz

Wat is een fulltime medewerker?
A
Werkt enkele uren en/of dagen
B
Werkt volledig (vanaf 38 u per week)

Slide 7 - Quiz

Op de drukke momenten in een winkel heb je een .....?
A
Verkooppiek
B
Piekbezetting
C
Overbezetting

Slide 8 - Quiz

De mate waarin
promotiemateriaal de aandacht trekt van de klant noem je?
A
Stopkracht
B
Attentiewaarde

Slide 9 - Quiz

Je hebt verschillende onderdelen binnen de winkelpresentatie, wat is een voorbeeld van winkelexterieur?
A
Winkelpui
B
Etalage
C
Schappen in de winkel
D
Winkelentree

Slide 10 - Quiz

Door de inrichting van de ........... moet je kunnen zien wat in de winkel te koop is. Deze
hele presentatie moet mensen enthousiast en nieuwsgierig maken.
A
Winkelpui
B
Winkel
C
Etalage

Slide 11 - Quiz

Bij het tekenen van de routing houd je rekening met wat je klanten willen, zoals:
A
Brede gangpaden, rechts verkoopt sneller, verlichte artikelpresentatie
B
Brede gangpaden, logische route, donkere artikelpresentatie
C
Smalle gangpaden, veel aanbiedingen en kleuren

Slide 12 - Quiz

Bij een artikelpresentatie houd je rekening met wat een klant wil of verwacht. Wat verwacht de klant
bijvoorbeeld bij artikelpresentatie? (noem 2 dingen)

Slide 13 - Open question

Waarom mag je geen goederen voor een nooduitgang zetten in de winkel of in het magazijn?
A
De vluchtweg moet vrij blijven zodat je deze kan gebruiken als dat nodig is.
B
Je mag daar wel goederen voor zetten.

Slide 14 - Quiz

Een ......................... is een op papier gemaakte indeling
van een schap of stelling met artikelen.
A
stappenplan
B
indeling
C
schappenplan

Slide 15 - Quiz

Wat doe je als je het schap gaat "spiegelen"?

Slide 16 - Mind map

Wat versta je onder het woord "inspringmoment"?
A
Als je gaat springen als er een klant in de winkel komt
B
Het moment waarop je naar de klant afstapt als je ziet dat die hulp nodig heeft.

Slide 17 - Quiz

Op wat voor manieren kan je zorgen dat de "trouwe klanten" blijven?

Slide 18 - Mind map

Is dit woord of beeldmerk?
A
Beeldmerk
B
Woordmerk
C
Beeld en woordmerk

Slide 19 - Quiz

Wat doe je als een klant met een klacht in de winkel komt??

Slide 20 - Mind map

Wat betekend Fifo?
A
First in First out
B
First out First in

Slide 21 - Quiz

Wanneer wordt de "Lifo" manier van vullen gebruikt?
A
Als de producten snel verkocht moeten worden
B
Als de artikelen onbeperkt houdbaar zijn
C
Als de producten die ouder zijn eerst verkocht moeten worden

Slide 22 - Quiz

Artikelen moeten goed opvallen en de aandacht van de klant trekken. Daarvoor
gebruik je hulpmiddelen, zoals ?

Slide 23 - Open question

Wanneer je op een bepaald moment van de dag veel personeel nodig hebt, noem je dit een .........
A
Verkoopplek
B
Piekbezetting
C
Overbezetting

Slide 24 - Quiz

Hoe heet het als er teveel personeel aanwezig is?
A
Verkoopplek
B
Piekbezetting
C
Overbezetting
D
Onderbezetting

Slide 25 - Quiz

Noem een voorbeeld van een bedrijfsnorm of huisregel op je stage.

Slide 26 - Open question

Bij ........................ heb je te weinig personeel in de winkel. Dit leidt tot wachtende of zelfs weglopende klanten.
A
Piekbezetting
B
Overbezetting
C
Onderbezetting

Slide 27 - Quiz

Regels, gedragingen en gebruiken die je door de jaren heen hebt aangeleerd noem je?
A
Normen
B
Waarden
C
Gewoonten

Slide 28 - Quiz

........................ zijn door de jaren heen gegroeid tot regels waaraan iedereen zich moeten houden!
A
Normen en Waarden
B
Gewoonten

Slide 29 - Quiz

Een winkel moet er schoon uitzien. In een vieze winkel komen steeds minder klanten. De hygiëne in de winkel kun je in drie groepen verdelen:

de persoonlijke hygiëne van het personeel, de hygiëne bij de bedieningsafdeling en de winkelverzorging. Noem een voorbeeld van persoonlijke hygiëne?

Slide 30 - Open question

Regels die bepalen hoe je met anderen omgaat zijn?
A
Omgangsregels
B
Normen en Waarden

Slide 31 - Quiz

Het uitwisselen van boodschappen tussen een zender en een ontvanger is?
A
Communiceren
B
Correct reageren

Slide 32 - Quiz

Aan de slag!

Heb je nog niet alles ingeleverd: Lever achterstand in. 

Helemaal klaar, en loop je helemaal bij? Dan ben je klaar voor vandaag.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide