Infectiepreventie
1 / 10
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat omvat basishygiëne?
A
Adequate handhygiëne
B
Goede persoonlijke hygiëne van de medewerkers
C
Gebruik van handschoenen bij (mogelijk) contact met lichaamsvochten
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist
Slide 2 - Quiz
Wanneer moet je een mond-neusmasker dragen?
A
Wanneer je respiratoire klachten hebt
B
Wanneer je binnen de 1.5 meter van een patient af bent
C
Antwoord A en B
D
Helemaal niet meer
Slide 3 - Quiz
Wanneer is er een indicatie om hulpmiddelen te reinigen
A
Wanneer 't zichtbaar is verontreinigd met bloed/andere lichaamsvloeistoffen
B
Wanneer hulpmiddelen in isolatie staan
C
Nooit
D
Antwoord A en B zijn goed
Slide 4 - Quiz
Isolatie. Je doet ADL zorg, zet de patient in de stoel en je verschoont het bed. Hoeveel paar handschoenen gebruik je?
A
1 paar handschoenen
B
2 paar handschoenen
C
3 paar handschoenen
D
Geen handschoenen
Slide 5 - Quiz
Contactisolatie: Als VPK gebruik je beschermende middelen/maatregelen. Wat doe je voor het betreden van de kamer?
A
Handen desinfecteren, FFP 2 masker opzetten, isolatieschort aantrekken
B
Handen desinfecteren, FFP2 masker, isolatieschort, handschoenen aantrekken
C
Handen desinfecteren, isolatieschort aantrekken, handschoenen aantrekken
D
Handen desinfecteren, FFP 2 masker, handschoenen aantrekken, spatbril op
Slide 6 - Quiz
Door op correcte manier gebruiken van sluiskamer met drukhierarchie kunnen MO zich makkelijk via de lucht verplaatsen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Korte nagels en schone nagels en goed ons handen wassen zijn voldoende om de micro-organismen buiten de deur te houden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Wanneer je met patiëntenzorg bezig bent mag je het blauwe jasje aanhouden.
A
Waar
B
Niet waar
