This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Natuurkunde
H4 Bewegen
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
4.1 Snelheid, snap ik het?
Drie meiden op de fiets
Kort overzicht 4.2 door de docent
Is 4.1 nagekeken en verbeterd? (huiswerkcontrole)
Maken 4.2 Versnelling.
Slide 2 - Slide
4.1 Snelheid, snap je het nu?
v =
s =
t =
De formule: s = v x t
Een snelheid-tijd diagram
Het omrekenen van de eenheden
Slide 3 - Slide
Ibrahim maakt een fietstocht. Op de heenweg heeft hij wind mee. Hij legt de afstand van 12 km af in 24 minuten. Over de terugweg doet hij 36 minuten.
Bereken de gemiddelde snelheid op de heenweg.
A
0,5 km/h
B
2 km/h
C
30 km/h
D
120 km/h
Slide 4 - Quiz
Bereken de gemiddelde snelheid op de terugweg
Slide 5 - Open question
Wat is de gemiddelde snelheid tijdens deze reis?
A
12 km/h
B
24 km/h
C
25 km/h
D
28 km/h
Slide 6 - Quiz
Je ziet hier een v,t diagram van een remmende auto. Bereken de afstand die de auto heeft afgelegd tot hij helemaal stilstaat.
Slide 7 - Open question
Drie meiden op de fiets
klassikaal bespreken onderzoek 1 t/m 9
In twee-tallen aanpassen opdrachten en eindproduct.
Slide 8 - Slide
4.2 Versnelling
Versnellen of vertragen kost kracht.
Constante snelheid kost geen kracht.
Nettokracht = som van alle krachten
Evenwicht van krachten = de nettokracht is nul
Stilstaan betekend de krachten zijn in evenwicht, de nettokracht is nul
versnellen of vertragen = een verandering van de snelheid.
constante versnelling; wanneer de snelheid gelijkmatig toeneemt. Een rechte lijn in de grafiek.
Hoe steiler de grafiek, hoe groter de versnelling
Slide 9 - Slide
voorbeeld zwaartekracht: Als de kracht op een voorwerp evengrootblijft, blijft het voorwerp versnellen
Luchtweerstand is de tegenwerkende kracht op de zwaartekracht. Door de luchtweerstand bereikt een vallend voorwerp een constante snelheid.
voorbeeld vallende tennisbal:
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Maken 4.2 begrijpen
Is 4.1 helemaal nagekeken en verbeterd?
Heb je geen vragen meer over 4.1?
Maken 4.2 begrijpen.
havo:20, 22, 24, 26 (blz 208/209)
vwo:
Slide 12 - Slide
Week 4
Les 1
Bespreken 4.3
Maken vragen 4.3
Les 2
afronden en inleveren 3 meiden op de fiets.
Maken vragen 4.3
Slide 13 - Slide
Stroboscopische tekening of foto
tussen elke afbeelding zit dezelfde tijd
Elke stip in de grafiek is een plaats van de motor
Wat voor beweging maakt de motor?
De motor versnelt.
Slide 14 - Slide
s, t diagrammen:
In welk diagram zie je een?
constante snelheid?
geen beweging?
vertraging?
versnelling?
Slide 15 - Slide
In de grafiek hiernaast zie je de rit van een stoptrein tussen twee stations.
Tot welk tijdstip versnelt de trein?
Vanaf welk tijdstip remt de trein af?
Hoe lang rijd de trein een constante snelheid?
Wat is de snelheid dan?
Slide 16 - Slide
week 5
Bespreken vragen 4.3 natuurkunde
Bespreken praktijkopdrachten
Nakijken huiswerk scheikunde
maken testjezelf natuurkunde en scheikune = Huiswerk voor maandag.
Slide 17 - Slide
60 In de figuur zie je het s-t diagram van een remmende auto. De reactie tijd is 1,0 s.
Ga aan de hand van de grafiek na of de gemiddelde snelheid tijdens het remmen gelijk is aan de helft van de snelheid vlak voor het remmen.
Voor het remmen is v constant; v = 30 m/s
Tijdens remmen ( van 1 tot 6 sec) is Vgem:
Vgem = 75 m / 5 sec = 15 m/s
Slide 18 - Slide
Teken een v-t diagram van deze beweging.
Bepaal de remvertraging:
30 m/s : 5 sec = 6 m/s per seconde.
Slide 19 - Slide
62. In de grafiek zie je een v-t diagram van een remmende auto.
Bereken met behulp van de grafiek de totale stopafstand.
schrijf de berekeningen in je schrift.
Slide 20 - Slide
De totale stopafstand is:
A
14 m
B
28 m
C
42 m
D
70 m
Slide 21 - Quiz
61. Hieronder zie je een stroboscooptekening van een remmende takelauto. De auto start met remmen op t = 0 s. De snelheid is dan 12 m/s. Na 6,0 s staat de takelauto stil.
Teken een v, t diagram van de remmende auto.
Hoeveel meter legt de takelwagen in de eerste seconde af?
Slide 22 - Slide
vgem = 12+10/2 = 11 m/s
s = v x t = 11 x 1 = 11 m
Wat is de remweg?
vgem = 12 / 2 = 6 m/s
s = v x t = 6 x 6 = 36 m
Teken het s,t diagam van deze beweging ( deze lever je in op de volgende slide = foto opdracht)
Slide 23 - Slide
Lever het s,t diagram in van de remmende takelwagen.
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Slide
proeftoets P3 kracht en beweging
voorbereiding toets 4.1 t/m 4.4
Slide 26 - Slide
een snelheid van 3,6 m/s is gelijk aan 1 km/h
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quiz
Als je iets laat vallen, heeft het voorwerp direct na loslaten een contante snelheid
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quiz
als de snelheid constant is, is de grafiek in het afstand-tijd diagram een horizontale lijn
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quiz
De snelheid van een fietser is 18 km/h. Hij fietst een afstand van 5,5 km in 21 min. Onderweg moet hij een keer stoppen voor een verkeerslicht.
a) Bereken hoe lang hij voor het verkeerslicht heeft gestaan
s = v x t t = s : v = 5,5 : 18 = 0,3056 h
0,3056 uur x 60 = 18,33 min 21 - 18,33 = 2,7 minuten stilgestaan
Ibrahim en Tim leggen een fietstoch af. In het eerste deel fietsen ze 45 minuten over 15 kilometer. In het tweede deel fietsen ze 1,5 uur met een snelheid van 18 km/h.
a)Bereken de gemiddelde snelheid van het eerste deel in km/h en m/s
b) Bereken afgelegde de afstand van het tweede deel
Slide 30 - Slide
a) s = v x t v = s : t v = 15 : 0,75 ( 45:60)= 20 km/h
20 km/h : 3,6 = 5,6 m/s
b) s = v x t s = 18 x 1,5 = 27 km
Slide 31 - Slide
Bepaal met behulp van het s,t diagram de gemiddelde snelheid van de motorrijder in km/h.
s = v x t v = s : t
s = 32 meter
t = 4 sec
v = 32 : 4 = 8 m/s
v gem =8 x 3,6 = 28,8 km/h
Slide 32 - Slide
In de figuur zie je het snelheid-tijd diagram van een auto.
a)bereken de gemiddelde snelheid tussen t=8 en t= 12s.
Het verschil van 30 en 15 = 22,5 m/s ((30 + 15):2)
b) bereken de afgelegde afstand tussen t=0 en t = 16 sec
s = v x t per deel in de grafiek
deel 1: 15 x 5 = 75 m. deel2: 30 x 3 = 90 m. deel 3: 22,5 x4 = 90 m
deel 4: 15 x 4 = 60 m alles bij elkaar: 75 + 90 + 90 + 60 = 315 m
Slide 33 - Slide
c) Op welke gedeelte is de nettokracht naar voren gericht?
in deel 1 : de snelheid neemt toe
d) in welk gedeelte is de nettokracht het grootst?
In welk gedeelte is de nettokracht nul?
In deel 2 en deel 4. De snelheid is hier constand.
Slide 34 - Slide
De maan heeft een zwaartekracht constante van 1,63N. Op een astronaut werkt op de maan een kracht van 130 N. Wat is de zwaartekracht die op aarde op hem werkt?
Slide 35 - Open question
Een elastiekje van 12 cm lengte wordt door een kracht van 17 N uitgerekt tot 31 cm. Bereken de gemiddelde veerconstante van het elastiekje