H: Reading

Welcome

1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome

Slide 1 - Slide

Toetsplanning
Vrijdag 25 mei: Inhaalmoment (vanaf 8e uur)

Vrijdag 1 juni: Leestoets (oefenen via oefenprogrammaengels.nl)

Vrijdag 8 juni:
Schriftelijke overhoring Theme 5 (woordjes en stones)

Vrijdag 15 juni:
Proefwerk Theme 5 (woordjes, stones en grammar)

Toetsweek:
Taaldorp (info volgt)


Slide 2 - Slide

What do you need?
- iPad

- binder

- pen




 


Slide 3 - Slide

Today's special
- Absenten controle
- Today's goals
- Past simple vs. present perfect
- H: Reading, exercise 20-21
- Vocab H+I
- Homework


 


Slide 4 - Slide

Today's goals
- Verschil tussen past simple en present perfect
   leren
- Text 'Teenager sells candles for men' lezen.
- Begrijpen waar de tekst over gaat.


 


Slide 5 - Slide



past simple:
- voorbij
- je weet wanneer
- WALDY

- w.w. + ed
- 2e rijtje


present perfect:
- nog bezig / merkbaar
- nu nog belangrijk
- FYNE JAS

- have/has + w.w. + ed
- have/has + 3e rijtje
past simple vs present perfect

Slide 6 - Slide

Quiz

Past simple or present perfect?


Slide 7 - Slide

I ... at my school for two years now.
A
was
B
have been
C
has been

Slide 8 - Quiz

My dad ... a brand new car.
Come and have a look.
A
bought
B
have bought
C
has bought

Slide 9 - Quiz

These books ... on offer last week, but not anymore
A
were
B
have been
C
has been

Slide 10 - Quiz

We ... that museum three times already.
It's great.
A
visited
B
have visited
C
has visited

Slide 11 - Quiz

Susan can't play the piano at the moment.
She ... two of her fingers.
A
fractured
B
have fractured
C
has fractured

Slide 12 - Quiz

They ... a falling star last night.
A
saw
B
have seen
C
has seen

Slide 13 - Quiz

My parents ... in Bath for twenty years.
Now they live in Manchester.
A
lived
B
have lived
C
has lived

Slide 14 - Quiz

Final question:
We ... the house a minute ago.
A
left
B
have left
C
has left

Slide 15 - Quiz

Exercise
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm: past simple of present perfect.

Noteer de aanwijzing uit de zin.
   


Slide 16 - Slide

Exercise


1. The books ... (be) on sale last week.
2. Mike ... (break) his arm, so he can't play basketball.
3. Look at that mansion. It ... (burn down).
4. Laura ... (live) in London for 9 years now.
5. They ... (do) their homework last night.
6. I ... (know) her for a long time already.
   


Zet de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm: past simple of present perfect. Noteer de aanwijzing uit de zin.

Slide 17 - Slide

Exercise
1. The books were on sale last week.
2. Mike ... (break) his arm, so he can't play basketball.
3. Look at that mansion. It ... (burn down).
4. Laura ... (live) in London for 9 years now.
5. They ... (do) their homework last night.
6. I ... (know) her for a long time already.
   


Slide 18 - Slide

Exercise
1. The books were on sale last week.
2. Mike has broken his arm, so he can't play basketball.
3. Look at that mansion. It ... (burn down).
4. Laura ... (live) in London for 9 years now.
5. They ... (do) their homework last night.
6. I ... (know) her for a long time already.
   


Slide 19 - Slide

Exercise
1. The books were on sale last week.
2. Mike has broken his arm, so he can't play basketball.
3. Look at that mansion. It has burnt.
4. Laura ... (live) in London for 9 years now.
5. They ... (do) their homework last night.
6. I ... (know) her for a long time already.
   


Slide 20 - Slide

Exercise
1. The books were on sale last week.
2. Mike has broken his arm, so he can't play basketball.
3. Look at that mansion. It has burnt.
4. Laura has lived in London for 9 years now.
5. They ... (do) their homework last night.
6. I ... (know) her for a long time already.
   


Slide 21 - Slide

Exercise
1. The books were on sale last week.
2. Mike has broken his arm, so he can't play basketball.
3. Look at that mansion. It has burnt.
4. Laura has lived in London for 9 years now.
5. They did their homework last night.
6. I ... (know) her for a long time already.
   


Slide 22 - Slide

Exercise
1. The books were on sale last week.
2. Mike has broken his arm, so he can't play basketball.
3. Look at that mansion. It has burnt.
4. Laura has lived in London for 9 years now.
5. They did their homework last night.
6. I have known her for a long time already.
   


Slide 23 - Slide

Exercise 20: Pre-reading
Wat doe je altijd eerst voordat je een tekst gaat lezen?

Voordat je een tekst gaat lezen zijn er eerst altijd een aantal stappen die je neemt. Welke stappen?
   
Noteer deze op de volgende dia.


Slide 24 - Slide

Voor het lezen:

Slide 25 - Mind map

Exercise 20: Reading
Lees Teenager sells candles for men op blz. 76 van je tekstboek. Zet het juiste onderwerp bij het juiste kopje.

Strategie: Bij deze opdracht maak je gebruik van de structuur van de tekst. Let bij deze oefening goed op de kopjes aan het begin van elke alinea. De kopjes geven vaak al aan waar de alinea over gaat.
   


Slide 26 - Slide

Entrepreneur
'Aha' moment
Why did he do it?
What's that smell?
Customers
Marketing
Cost and design
Group effort
Up next
14-jarige oprichter
Inzamelingsactie voor school
een vreemde geur
begonnen als grap
evenveel mannen als vrouwen
online verkoop
kaars in een soepblik
soep voor daklozen
toekomstplannen

Slide 27 - Drag question

Exercise 21: True or false
Workbook B
Page: 15 and 16
Exercise: 21 (8 questions)

Extra:
Waar > noteer het nummer van de zin(nen)
Niet waar > verbeter de zin
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Exercise 21: Answers
1. niet waar (ze verkocht andere kaarsen voor het goede doel)

   


Slide 29 - Slide

Exercise 21: Answers
1. niet waar (ze verkocht andere kaarsen voor het goede doel)
2. niet waar (hij wilde juist een fiets kopen van het geld wat hij
    ermee verdiende)

   


Slide 30 - Slide

Exercise 21: Answers
1. niet waar (ze verkocht andere kaarsen voor het goede doel)
2. niet waar (hij wilde juist een fiets kopen van het geld wat hij
    ermee verdiende)
3. waar (regel 24 + 25)
   


Slide 31 - Slide

Exercise 21: Answers
1. niet waar (ze verkocht andere kaarsen voor het goede doel)
2. niet waar (hij wilde juist een fiets kopen van het geld wat hij
    ermee verdiende)
3. waar (regel 24 + 25)
4. niet waar (a few local stores, as well as 60 others)
   


Slide 32 - Slide

Exercise 21: Answers
5. waar (regel 52)


Slide 33 - Slide

Exercise 21: Answers
5. waar (regel 52)
6. niet waar (hij kocht ze zelf en gaf de inhoud aan de
     gaarkeuken)



Slide 34 - Slide

Exercise 21: Answers
5. waar (regel 52)
6. niet waar (hij kocht ze zelf en gaf de inhoud aan de
     gaarkeuken)
7. waar (regel 62 + 63)

Slide 35 - Slide

Exercise 21: Answers
5. waar (regel 52)
6. niet waar (hij kocht ze zelf en gaf de inhoud aan de
     gaarkeuken)
7. waar (regel 62 + 63)
8. waar (regel 66 t/m 68)


Slide 36 - Slide

Vocab

Slide 37 - Slide

Homework
- Study Vocab A t/m H
- Stone 12 + 13
- Past simple
- Present perfect

Slide 38 - Slide

What have you learnt today?

Slide 39 - Open question

Thanks for your attention









Slide 40 - Slide