Avoir -

Le  verbe  avoir
C
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Le  verbe  avoir
C

Slide 1 - Slide

Van

           
   
     Wat betekent "avoir"?


Vandaag oefenen we met het werkwoord "avoir".

Slide 2 - Slide

We gebruiken het werkwoord "avoir" echt heel vaak !

Wat betekenen de roodgekleurde woorden volgens jou ?


1   Chantal  a  une  belle auto.
2   Nous  avons  100.000  euros.  Super !
3   Eric  et Charles   ont    deux  T-shirts  blancs.
4   J' ai  la  grippe ..... C'est horrible.

Het  zijn  allemaal  vormen  van  het  hele werkwoord "avoir".

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Ken je het rijtje van "avoir" (met vertaling) ?
avoir...... avoir.......
       mmmm....

Slide 5 - Slide

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 8 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 9 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 11 - Quiz

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 12 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Au  revoir

Slide 17 - Slide

Rad 1

1. je
2. tu
3. il/elle/on
4. nous
5. vous
6. ils/elles


Rad 2 

1. avoir
2. avoir
3. avoir
4. être
5. être
6. être

Slide 18 - Slide