Gezinsbudgetten: Leer het verschil tussen inkomsten en uitgaven

Gezinsbudgetten

Het verschil tussen inkomsten 

en uitgaven binnen een gezin 

Lesdoelen

Aan het einde van deze les kunnen jullie: 

• het verschil tussen mogelijke inkomsten en uitgaven binnen een gezin uitleggen.
• voorbeelden geven van mogelijke inkomsten/uitgaven binnen een gezin
• een onderscheid maken tussen gezinnen die het financieel moeilijk hebben en gezinnen die onverwachte uitgaven goed kunnen opvangen 
• een vraag bedenken over de geziene leerstof

Wat weten jullie al over gezinsbudgetten?

Wat zijn gezinsbudgetten?

Gezinsbudgetten verwijzen naar de inkomsten en uitgaven van een gezin voor een bepaalde periode.

Mogelijke inkomsten in een gezin

Salarissen, kinderbijslag, alimentatie, en eventuele bijverdiensten zijn voorbeelden van inkomsten in een gezin.

Mogelijke uitgaven in een gezin

Huur/hypotheek, boodschappen, nutsvoorzieningen, verzekeringen, en vervoerskosten zijn voorbeelden van uitgaven in een gezin.

Financiële kwetsbaarheid van gezinnen

Bespreken van gezinnen die het financieel moeilijk hebben en gezinnen die onverwachte uitgaven goed kunnen opvangen.

Interactieve oefening

Laat de leerlingen in groepen mogelijke inkomsten en uitgaven voor een gezin bedenken en presenteren aan de klas.

Verschil tussen inkomsten en uitgaven

Bespreken van de impact van onevenwichtige inkomsten en uitgaven op een gezinsbudget.

Onderscheid maken

Leerlingen kunnen uitleggen wat een gezinsbudget is en een onderscheid maken tussen gezinnen die het financieel moeilijk hebben en gezinnen die onverwachte uitgaven goed kunnen opvangen.

Reflectie

Laat de leerlingen reflecteren op wat ze hebben geleerd over gezinsbudgetten en financiële kwetsbaarheid.

Samenvatting

Herhaal de belangrijkste punten die zijn behandeld en beantwoord eventuele vragen van de leerlingen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.