Chapitre 3: Les chiffres + Voca A-B - Grammaire D

Exercices Voca A - B 
leerdoel
je kent de woorden die te maken hebben met winkelen en kleding
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Exercices Voca A - B 
leerdoel
je kent de woorden die te maken hebben met winkelen en kleding

Slide 1 - Slide

Cherche l'intrus
A
la boutique
B
le magasin
C
le centre commercial
D
l'anniversaire

Slide 2 - Quiz

passen
A
dépenser
B
essayer
C
acheter
D
porter

Slide 3 - Quiz

accro
A
verslaafd
B
aanhankelijk
C
verliefd
D
benieuwd

Slide 4 - Quiz

moche

Slide 5 - Open question

presque

Slide 6 - Open question

de jurk

Slide 7 - Open question

de geschiedenis

Slide 8 - Open question

Les nombres
leerdoel:
je kan tot 1000 tellen in het Frans

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Quelles chiffres entends-tu?
A
14 - 42 - 83
B
40 - 43 - 83
C
14 - 43 - 83
D
40 - 42 - 83

Slide 11 - Quiz

Quelles chiffres entends-tu?
A
15 - 62 - 72 - 95
B
15 - 63 - 72 - 95
C
15 - 63 - 73 - 96
D
15 - 62 - 73 - 96

Slide 12 - Quiz

Quelle chiffre entends-tu?
A
345
B
435
C
543
D
534

Slide 13 - Quiz

quatre-cent-cinquante-trois?

Slide 14 - Open question

cent-soixante-quinze

Slide 15 - Open question

neuf-cent-quatre-vingt-dix-neuf

Slide 16 - Open question

Combien coutent les baskets? Elles coutent ... euros

Slide 17 - Open question

Combien a-t-il dépensé?
Il a dépensé ... euros

Slide 18 - Open question

Het aanwijzend voornaamwoord
leerdoel:
Je kan het aanwijzend voornaamwoord gebruiken om iets specifieks aan te duiden

Slide 19 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 22 - Drag question

_____ garçon, s'appelle Arthur
A
Cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 23 - Quiz

_____ homme est mon père.
A
Cette
B
cet
C
ces
D
ce

Slide 24 - Quiz

______ enfants sont casse-pieds
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 25 - Quiz

______ école est petite
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 26 - Quiz

______ filles sont belles
A
cette
B
cet
C
ces
D
ce

Slide 27 - Quiz

Comment dit-on en français?
1. een boek
2. het boek
3. dat boek
4. mijn boek
5. zijn boek


timer
1:30

Slide 28 - Slide

Comment dit-on en français?
1. un livre
2. le livre
3. ce livre
4. mon livre
5. son livre


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide