Taal 4.5 Formeel en informeel en Spreekvaardigheid A7

 Taal 4.5 Formeel en informeel en Spreekvaardigheid A7
Mavo 1 periode 1
week 6 1e les (24 september)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

 Taal 4.5 Formeel en informeel en Spreekvaardigheid A7
Mavo 1 periode 1
week 6 1e les (24 september)

Slide 1 - Slide

Welkom 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Slide

Planning
Lezen >> blz. 24
Startopdracht
Instructie doel Taal 4.5 Formeel en informeel 
Inoefenen en zelfstandig oefenen
~pauze~
Instructie doel Spreekvaardigheid A7
Inoefenen en zelfstandig oefenen
Afsluiting

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Startopdracht
Hoe spreek je tegen de degene op de foto?
Wat zeg je?
Hoe neem je afscheid?  
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Doel 4.5 Formeel en informeel




  • Je leert wat formele en informele taal is. 
  • Je leert het verschil tussen deze vormen herkennen. 

Slide 5 - Slide

4.5 Formeel en informeel blz. 98
           Formeel                                        |                                   Informeel
Maak twee kolommen
in je schrift. 
Maak aantekeningen in de juiste kolom. 

Slide 6 - Slide

Formeel taalgebruik
Formeel taalgebruik = taal die bijzonder netjes is. Gebruik je in officiële situaties. 

 Deze taal gebruik je voor bepaalde brieven of sommige ontmoetingen. Als je met de burgermeester of minister praat bijvoorbeeld of in een sollicitatiebrief. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.

 > netjes  >je gebruikt vaak u in de zinnen  > serieuze situaties > beetje stijf. 

Slide 7 - Slide

Informeel taalgebruik
 •Informeel taalgebruik = taal voor gesprekken met
vrienden, bekenden en familie. 

Je gebruikt het als je praat met je ouders, vrienden of als je een berichtje schrijft naar een vriend. 

> gezellig  > minder serieuze situaties >  je- en jij-vorm > losser

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Inoefenen
Kies: formeel of informeel? 

Geachte meneer De Vries

Beste Claudia
Heeeeeeeeeey
Ha gozer, ga je mee naar de winkel?
Ik zou het zeer op prijs stellen dat u mij spoedig belt. 
Groetjes
xoxoxoxoxoxoxoxo
Met vriendelijke groet






timer
5:00

Slide 10 - Slide

Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..

Slide 11 - Quiz

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Geachte meneer Jansen,
A
formeel
B
informeel

Slide 12 - Quiz

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met mij is alles prima!
A
formeel
B
informeel

Slide 13 - Quiz

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Bij voorbaat dank voor uw reactie.
A
formeel
B
informeel

Slide 14 - Quiz

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Laat je snel iets van je horen?
A
formeel
B
informeel

Slide 15 - Quiz

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Beste Kees,
A
formeel
B
informeel

Slide 16 - Quiz

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met vriendelijke groet,
A
formeel
B
informeel

Slide 17 - Quiz

Aan het werk
Maak opdracht 2 blz. 98
timer
5:00

Slide 18 - Slide

timer
5:00

Slide 19 - Slide

Doel Spreekvaardigheid blz. 125 stemgebruik 







  • Je leert intonatie, tempo en volume gebruiken bij het spreken.

Slide 20 - Slide

Stemgebruik blz. 125
We lezen met elkaar blz. 125. 
Intonatie  - zeg met verschillende tonen: "Mijn naam is Alice Slingerland."
      -doe dit saai-klinkend en een keer enthousiast-

Tempo - zeg heel langzaam: "Ik ben dertien jaar oud."
                   zeg heel snel: "Mijn leeftijd is dertien jaar."

Volume - zeg heel zacht: "Ik woon in (Ouderkerk aan den IJssel)."
                     zeg heel hard: "Ik woon in ...... ."

Slide 21 - Slide

Inoefenen
Oefen "jezelf presenteren": 
zeg hardop: je naam, je leeftijd en je woonplaats. 
timer
5:00

Slide 22 - Slide

Aan het werk
Schrijf de antwoorden op deze vragen op. Maak korte zinnen. 
1. Wat is je naam? 
2. Hoe oud ben je? 
3. Waar woon je? 
4. Welke sport of hobby doe jij? 
5. Welk attribuut neem je mee en waarom? 

Gebruik deze informatie om je presentatie mee te oefenen. 
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 

  1. Ik weet het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik.
  2. Ik weet wanneer (aan wie) ik welk taal moet gebruiken.
  3. Je kan jezelf presenteren. 
timer
5:00

Slide 24 - Slide

Volgende les : 
DIATAAL Toets 

Huiswerk (in PLENDA):
9 okt.: Presentatie over jezelf in 1 min. V/O 

Slide 25 - Slide