3H Lezen blok 1 Op Niveau en Over Taal blok 1 en 2

Leesvaardigheid
Herhaling blok 1 
vaste onderdelen van een tekst
tekstverbanden en signaalwoorden


1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid
Herhaling blok 1 
vaste onderdelen van een tekst
tekstverbanden en signaalwoorden


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Functies
Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter.
Ieder tekstgedeelte heeft een eigen functie in de tekst.
Signaalwoorden helpen je om de functie te bepalen.
Vaak hebben teksten een vaste structuur.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 3 - Video

This item has no instructions

neem deze theorie nog even goed door (blz. 126)
Lees deze theorie nu nog een keer (blz. 126)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Lezen volgens tekststructuren

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Ik weet nog wat tekststructuren zijn
Ja, ik weet ze nog precies
Ik weet ze nog een beetje
Nee, helemaal vergeten wat dat zijn

Slide 7 - Poll

This item has no instructions

Lees deze theorie nu nog een keer:

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Probleem-en-oplossingstructuur
een beschrijving van een probleem 
bijv. leerachterstand door Corona
beschrijving van oorzaken, gevolgen en oplossingen van het probleem
een afweging
aanbeveling
de beste oplossing
info
Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste kan worden opgelost.
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?

Slide 9 - Slide

Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer  oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste  kan worden opgelost. 
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
Als de schrijver alleen mogelijke oplossingen geeft, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing.
Geeft de schrijver ook aan wat de beste oplossing is, dan heb je te maken met een betoog.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Verschijnsel-en-verklaringsstructuur
bepaald verschijnsel, b.v. vulkaanuitbarsting
Verschillende verklaringen:
kenmerken, voorbeelden, verklaring(en), oorzaken, reden(en)
samenvatting
aanbeveling
de beste verklaring

Slide 11 - Slide

Bij de verschijnsel-en-verklaringstructuur bespreekt de schrijver in de inleiding een
bepaald verschijnsel. In het middenstuk somt hij mogelijke verklaringen op. Als het om een negatief verschijnsel gaat, noemt hij ook vaak oplossingen. Het slot bevat een
samenvatting of een aanbeveling.
De hoofdvraag is: welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven?
Als de schrijver alleen verklaringen opsomt, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing.
Kiest de schrijver duidelijk voor een verklaring, of geeft hij ook oplossingen, dan heb je te maken met een betoog.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Verschijnsel-en-besprekingstructuur
bepaald verschijnsel, b.v. hongersnood in Afrika
bespreking van verschillende kanten van het verschijnsel. M.a.w.: zowel de positieve als negatieve kanten worden besproken
samenvatting

Slide 13 - Slide

In een tekst met de verschijnsel-en-besprekingsstructuur noemt de schrijver in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk onderscheidt en beschrijft hij allerlei aspecten van dit verschijnsel. Het slot bevat meestal een samenvatting. 
De hoofdvraag is: welke aspecten kent dit verschijnsel?
Een tekst met een verschijnsel-en-besprekingstructuur is vrijwel altijd een uiteenzetting of een beschouwing.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waarom tekststructuren?
  • Tekststructuur is de opbouw van een tekst.
  • Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur.
  • Je begrijpt de tekst er beter door.
  • Boek: vijf tekststructuren.
  • In blok 3 zijn er drie tekststructuren behandeld.
  • We gaan ze nu even herhalen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Een tekst kan altijd maar één tekststructuur hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Als je een tekststructuur in de tekst herkent, weet je ook tot welke tekstsoort deze behoort.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Welke tekststructuur kun je bij een uiteenzetting én bij een beschouwende tekst gebruiken?
A
verschijnsel-en-besprekingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
probleem-en-oplossingstructuur

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Het Coronavirus in Nederland
A
probleem-en-oplossingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Onderwijs op afstand
A
Probleem-en-oplossingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke tekststructuur hierbij?Contactverbod als maatregel om het Coronavirus de baas te worden
A
probleem-en-oplossingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk?
Ja, graag. Ik wil deze lesstof graag goed beheersen.
Nee, hoeft niet. Lukt wel zonder te leren en te oefenen.

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

Huiswerk
Leer de theorie op blz. 126 + 128
Bestudeer de theorie op blz. 173 + 174
Maak Lezen blok 4 opdracht 1 op blz . 171 als je die nog niet (helemaal) hebt gemaakt

Slide 23 - Slide

This item has no instructions